Het Boek der Heilige Wet in de loge: hoe religie ook de vrijmetselarij soms verdeelt
Van bij het ontstaan van de vrijmetselaarsloge is de aanwezigheid van het Boek der Heilige Wet tijdens de werkzaamheden noodzakelijk. Samen met de passer en de winkelhaak vormt het de zogenaamde ‘drie grote lichten’ van de loge. Ook de maçonnieke eed wordt op het Boek afgelegd.
De meer generische benaming van ‘Boek der Heilige Wet’ is doelbewust gekozen en kan worden opgevat als eender welk volume met religieuze teksten. Daar waar het christendom de meest voorkomende godsdienst is – in België, en bij uitbreiding in christelijk Europa, is dat meestal het geval – gaat het om de Bijbel. In joodse loges wordt dit Boek geïnterpreteerd als de Thora; in loges waar het grootste deel van de leden de Islam aanhangt, vindt men dan weer de Koran enzovoort. In sommige loges, waar leden uit verschillende geloofsgemeenschappen samenkomen, is het zelfs mogelijk meerdere Boeken der Heilige Wet te hebben. De kandidaat kiest dan op welk boek de eed wordt afgelegd. Het feit dat men het Boek der Heilige Wet zelf mag invullen, getuigt van een zekere vorm van tolerantie. De katholieke kerk beschouwt deze maçonnieke tolerantie al vroeg als een gevaar tot syncretisme, een van de redenen van haar veroordeling van de vrijmetselarij, die in België in 1834 bevestigd wordt door het episcopaat.
Vanaf de negentiende eeuw, precies door die veroordeling, wordt het gebruik van religieuze symbolen in de loge het voorwerp van discussie. In vele loges, zeker in landen als Frankrijk en België, wordt de aanwezigheid van het Boek der Heilige Wet facultatief. Daardoor verliest de Belgische vrijmetselarij zijn erkenning van de grote buitenlandse reguliere obediënties (waaronder de United Grand Lodge of England). Onder meer de aanwezigheid van het Boek der Heilige Wet is immers volgens de traditie van de Angelsaksische vrijmetselarij essentieel om erkend te worden. Dat verdeelt de vrijmetselarij in België tot op vandaag, met aan de ene kant de ‘reguliere’ obediëntie (de Reguliere Grootloge van België) en aan de andere kant de ‘vrijzinnige’ obediënties (waaronder het Grootoosten van België).
In de ‘reguliere’ loge, waar men een bijbel gebruikt, ligt die open op het evangelie volgens Johannes (samen met Johannes de Doper de schutspatroon van de vrijmetselaars). Dat evangelie duidt op de lichtsymboliek die de vrijmetselarij karakteriseert. Symbolisch werkt de kandidaat-vrijmetselaar van duisternis (onwetendheid) naar licht (inzicht). De logewerken openen zo met deze woorden uit het Evangelie: ‘En het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet begrepen.’ (Johannes, 1:5) In sommige loges (voornamelijk Angelsaksische) ligt de bijbel dan weer open op het boek Koningen bij het verhaal van de tempelbouw van koning Salomon, dat een centrale plaats inneemt in de rituelen.
Tijdens de maçonnieke rituelen gebruikt men een altaarbijbel, vaak zonder maçonnieke symbolen of specificaties. Er bestaan echter ook ‘maçonnieke bijbels’, met inleidingen en commentaar in tekst of voetnoten die verwijzen naar de maçonnieke graden of gebruiken. Dergelijke ‘maçonnieke bijbels’ worden vaak ook rijkelijk versierd met vrijmetselarijsymbolen. De bijbel uit 1773 (zie beeld bovenaan) is er een mooi voorbeeld van. ‘Maçonnieke bijbels’ worden vooral in de Angelsaksische vrijmetselarij gebruikt.