Sedert haar ontstaan kampt de Vrijmetselarij met een perceptieprobleem.
Al vroeg verschenen zgn. ‘verradersgeschriften’ met onthullingen over de logepraktijken.
Ludieke of spottende commentaren over de rijkelijke banketten en slemppartijen doken op (cfr. schilderij van William Hogarth uit 1736 van dronken logevoorzitter met schootsvel en winkelhaak die door Charing Cross Road waggelt).
Wereldlijke en geestelijke leiders hebben zich altijd gestoord aan de ‘geheimdoenerij’ van de Vrijmetselarij.
Politieke regimes hebben de Loges verboden en vervolgd.
Godsdiensten stellen zich anti-maçonniek op.
Fake-news over duivelsverering, gruwelijke praktijken, inclusief foltering en kindermishandeling doken op.
Complottheoriën, inzonderheid over een joods-maçonniek samenzwering achter de schermen van de wereldpolitiek, hebben tot vandaag aanhangers.
Politieambtenaren en magistraten die vrijmetselaars zijn, zouden zich hierdoor laten leiden als het om ‘Broeders’ gaat.
Obediënties zouden hun leden-parlementairen stimuleren om te stemmen zoals hun obediëntie dit wil. Vrijmetselaars zouden ‘Broeders/Zusters’ voortrekken in selectieprocedures en benoemingen.
Deze negatieve perceptie is algemeen bij het publiek.
In de 21-ste eeuw wordt de Vrijmetselarij nog altijd geviseerd door godsdienstige en politieke stromingen. In Italië publiceerde een Grootmeester als antwoord op de conclusies van de parlementaire anti-maffiacommissie over de infiltraties van loges in het mezzogiorno door maffiaorganisaties, een boekje ‘Massofobia’, om de houding van de Italiaanse politieke klasse aan de kaak te stellen en de vergelijking te maken met de vervolgingen onder Mussolini en met het anti-semitisme.
Vanuit sommige politieke stellingnames heeft men gestreefd of streeft men nog altijd naar bepaalde onverenigbaarheden van het lidmaatschap van een loge met openbare ambten. Het Hof van de Rechten van de Mens heeft dergelijke regelgeving veroordeeld, op basis van de vrijheid van vereniging. Geestelijken en profane werknemers van katholieke en andere religieuze organisaties verzwijgen best hun lidmaatschap van een loge.
Sommige obediënties stellen dat meer openheid naar het publiek toe het wantrouwen kan wegnemen, Vandaar het naar-buiten-komen via websites, sociale media en open-deur-dagen.
Loges zijn, ondanks meer openheid, af en toe nog altijd doelwitten voor aanslagen, inzonderheid vanuit het moslimfundamentalisme en neonazisme. Een zekere discretie blijft blijkbaar uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk.
Vrijmetselarij en totalitair communisme
Communistische regimes hebben zich altijd tegen de Vrijmetselarij gekeerd.
Na de Oktoberrevolutie in 1917 was het bolsjewistisch regime dat aan de macht kwam ideologisch fel gekant tegen de maçonnerie. Dat bewind erfde een situatie waarin deze al was verboden, nl. door de naar zijn levenseinde toe felle aanhanger van de Russisch Orthodoxe Kerk, tsaar Alexander I sedert 1822, op basis van religieuze motieven.
In 1922 was de Russische Burgeroorlog net afgelopen en de bolsjewieken hadden de overhand gekregen. In die tijd waren er veel politieke tegenstanders van de bolsjewieken, waaronder de vrijmetselarij. De bolsjewieken zagen de vrijmetselarij dan ook als een bedreiging voor hun macht en beschouwden hen als een onderdeel van de bourgeoisie.
In 1920 verbood Hongarije de Loges.
In 1922 gaf in de Sovjet-Unie de Communistische Partij volgend standpunt kennen: ‘. Het is beslist noodzakelijk dat de leidende elementen van de partij alle kanalen afsluiten die leiden naar de middenklasse en dat zij derhalve een definitieve breuk met de vrijmetselarij tot stand brengen. De kloof tussen het proletariaat en de middenklasse moet duidelijk zijn voor alle leden van de Communistische Partij. Een klein deel van de misleidende elementen in de partij wenst niettemin deze kloof te overbruggen en hierbij gebruik te maken van de maçonnieke loges. De vrijmetselarij is echter een zeer oneerlijke en schandelijke zwendel van het radicaal gezinde deel van de middenklasse. De Communistische Partij beschouwt het als haar plicht haar tot het uiterste te bestrijden’.
In zijn autobiografie schreef Léon Trotsky (geboren Lev Bronstein) dat hij erg geïnteresseerd was in de Vrijmetselarij en er een uitgebreide studie aan wijdde tijdens zijn eerste detentie in Siberië. Hij vermeldde niet dat hij ooit ingewijd werd en er is ook geen enkele aanwijzing of bewijs daarover. Hij zegde dat hij in die tijd de geschriften van Marx nog niet kende en dat hij vooral wou nagaan in welke mate vrijmetselarij had bijgedragen tot revoluties.
Naast Hongarije verboden ook de andere Sovjetsatelietstaten de Vrijmetselarij.
In de huidige Russische Federatie en enkele van de vroegere deelrepublieken van de Sovjetunie zijn er intussen maçonnieke grootmachten opgericht, meestal slechts in het laatste decennium. Ook in de satellietstaten zijn de maçonnieke obediënties hersteld.
In de Chinese Republiek werd de Grand Lodge of China in 1951 (die tijdens WO-II bezetting vervolgd was geworden door de Japanese bezetters) verboden door het communistisch regime. In 1955 werden de lichten van deze Grand Lodge terug aangestoken in Taiwan. In Hong-Kong zijn nog enkele Loges ressorterend onder buitenlandse obediënties, vooral de Engelse, Ierse en Schotse Grootloges.
In Vietnam zijn na de val van Zuid-Vietnam geen loges meer, maar er bestaat een Vietnamese Saigon Lodge in de Filippijnen. In Noord-Korea zijn Loges verboden.
Dé grote uitzondering op een verbod van de Vrijmetselarij in communistische regimes, is Cuba. De Gran Logia de Cuba telt 323 Loges en daarnaast vind je er ook de Vrouwengrootloge ‘Hijas de la Acacia’ en de paramaçonnieke organisatie ‘Orden Caballero de la Luz’. Een en ander heeft te maken met het feit dat de onafhankelijksstrijd tegen de Spaanse kolonisator geleid werd door vrijmetselaars. De bekendste onder hen is José Marty, die de tekst maakte van het gekende lied Guantanamera, met maçonnieke elementen erin.
In de huidige Russische Federatie wordt de Vrijmetselarij opnieuw getolereerd. Zo is er een Russische Reguliere Grootloge.
Vrijmetselarij en fascistische regimes
Fascistische regimes zijn de VM nooit gunstig gezind geweest.
Zowel in Mussolini’s Italië, Hitler-Duitsland en het Spanje onder Franco heeft men de VM de kop ingedrukt vanuit rechtse autoritaire ideologieën, vermengd met een stuk antisemitisme.
Al in 1914 stelde Mussolini op het socialistisch congres in Ancona voor om maçons uit de partij te zetten. Ze werden geassocieerd met een corrupt en burgerlijk systeem: zij waren de schuld van het kleingeestig, pacifistisch gesjoemel binnen de democratie die ze probeerden omver te werpen. Er kon niet ontkend worden dat de leiding van de broederschap zich meermaals geroepen voelden om te doen kiezen voor bepaalde leiders en ideologische oogmerken. Er waren in de laatste 5 decennia 11 “maçonnieke” premiers geweest. In 1923 verklaarde de Fascistische Grote raad dat het lidmaatschap van een Loge onverenigbaar was met dat van de Partij.
In 1925 werd een wet goedgekeurd die “geheime verenigingen” verbood (de huidige grondwet waarborgt de vrijheid van vereniging maar stelt ook een verbod in op geheime verenigingen): elke vereniging moe(s)t geregistreerd worden en haar ledenlijsten neerleggen bij de overheid (niet-publiek toegankelijk). Mussolini mikte vooral op de loges, die dus voortaan geregistreerd moesten zijn en hun leden aanmelden, waardoor men zicht kreeg op de “geheime” vrijmetselarij.
De fascistische Squadra’s plunderden in de 20-er jaren meerdere loges over gans Italië en het gebouw van het Grootoosten in Rome werd beschoten. In Firenze werd een AM neer gekogeld. De Grootmeester van het GOI (Grand Oriente d’Italia) besloot dat in alle Loges “de lichten gedoofd zouden worden” en dat het GOI in ballingschap ging naar Frankrijk. Hij werd zelf gearresteerd en in binnenlandse ballingschap gezonden.
Het GOI maakt op haar website gewag van 80000 Broeders als slachtoffers van het fascisme, maar geeft zelf toe dat dit een schatting is.
In Duitsland vonden tijdens en na de Grote Oorlog de Protocollen van de Wijzen van Sion ( dat het had over Joods-maçonniek complot om via maçonnerie netwerk uit te bouwen om overal aan de macht te komen) gretig aftrek in rechts-nationale kringen. Generaal Erich Ludendorff had het over de “Dolkstootlegende” waarin hij beweerde dat het leger in de rug was gestoken door Joden, linkse politici, stakers en syndicalisten, communisten, en … vrijmetselaars.
Hitler stelde in ‘Mein Kampff’ dat de Jood de ‘”grenzen van staatsburgerschap en ras” wilde vernietigen en daarom een pleidooi hielden voor godsdienstige verdraagzaam-heid. In de Vrijmetselarij vonden zij “een voortreffelijk instrument” voor dat doel.
“De regeringskringen en ook de hogere lagen van het politieke en economische burgerdom raken met vrijmetselaarstouwen in zijn strikken, zonder dat ze het ook maar hoeven te vermoeden”, aldus Hitler, die de VM dus beschouwde als een heimelijk werktuig van de Joden, een middel om progressief gedachtengoed en pacifisme te verspreiden en Joodse materiële belangen te vrijwaren. Ludendorff, inmiddels in politieke vergetelheid geraakt na een score van slechts 1% bij de verkiezingen, publiceerde in 1927 nog een werk over de VM. In “Die Vernichting der Freimaurerei durch Enthüllung ihrer Geheimnisse” beweerde hij dat maçonnieke rituelen broeders omvormden tot „kunstmatige Joden“en stelde dat ze een schootsvel droegen om te verbergen dat ze waren besneden. Er werden 180000 exemplaren verkocht, waarop Hitler, die met zijn politieke rivaal binnen de NSDAP wou afrekenen, stelde dat Ludendorff de maçonnieke geheimen slechts kende door zelf Vrijmetselaar te zijn geweest.
Toen Duitsland in 1871 versmolten was tot één Staat, bleven de grootloges van de deelstaten bestaan naast elkaar met een vorm van onderlinge erkenningen. Een aantal grootloges, de zgn ‘humanitaire grootloges’ stonden politiek links of centrum-links en wijdden Joden in. Oost-Pruisische grootloges waren uiterst-rechts en sympathiseerden met het ‘völkische’ gedachtengoed van Lüdendorff. Een Loge nam in 1924 het hakenkruis in haar loge-embleem op. In de ritualen werden oud-testamentische teksten geschrapt en vervangen door ‘Arische’ symbolen ontleend aan de Teutoonse folklore. Toen ze niettemin de beschuldiging te horen kregen dat ze een instrument van de Joden waren, verdedigden ze zich door te stellen dat zij geen Joden als Broeders hadden, in tegenstelling met de zgn. ‘humanitaire’ Loges elders in Duitsland. Het klimaat in deze laatste werd uit aanpassing aan de politieke evolutie steeds meer nationalistischer en men erkende Oud-Pruisische Grootloges. De ‘humanitaire’ Loges kenden een enorme leegloop, vooral uit schrik. De Oud-Pruisische grootloges zochten tevergeefs een communicatielijn met de nazi-top via Herman Göring, wiens broer ingewijd was. Toch bewogen ze zich om te overleven steeds meer in Hitlers richting. In een verklaring, Joseph Goebbels waardig, zagen ze voor hun broederschap een leidende rol weggelegd bij de tenuitvoerlegging van de ‘völkische’ agendapunten. De traditionele ethische missie om een beter mens te worden werd een streven om een Arisch ras te kweken dat zuiverder, strijdlustiger en Jodenvrij was. Ze beloofden hun politieke trouw aan de NSDAP en Hitler in de ijdele hoop van erkenning. Göring verklaarde: “Er is geen plaats voor vrijmetselarij in een nationaal-socialistische Staat”. Men beschouwde de toenadering vanuit de VM als een list. Toch werd de Orde niet officieel verboden. Na de ‘nacht van de lange messen’ in 1934, nam de SS het heft in handen m.b.t. de Freimaurerfrage. Adolf Eichmann kreeg de opdracht een centraal register van vrijmetselaars aan te leggen. Het regime vroeg de grootloges zichzelf op te heffen, waarna razzia’s volgden in Loges vooral om hun archieven en goederen in beslag te nemen en hun werking onmogelijk te maken.
Het is niet bewezen dat, zoals men vanuit de Duitse VM later stelde, 200.000 Broeders het leven zouden gelaten hebben. Historici hebben berekend dat er vóór 1945 tussen 101 en 117 Broeders vermoord werden, 13 pleegden zelfmoord en 561 gingen in ballingschap. Het gros had uit zelfbehoud al veel eerder ontslag genomen, zodat uiteindelijk er maar heel weinig maçons meer waren.
Ook in de door nazi-Duitsland bezette landen ondervond de VM-onderdrukking. Het Vichy-regime in het niet-bezette deel van Frankrijk was eveneens anti-maçonniek. De Franse wetten van 13 augustus 1940 en 11 augustus 1941 bevolen de ontbinding en sluiting van de loges. De Dienst Geheime Genootschappen, opgericht door Vichy in de herfst van 1940 en volledig geïnfiltreerd door de Duitsers, was verantwoordelijk voor de jacht op de Vrijmetselaars
Eeuwenlang is in Spanje het katholicisme de staatsgodsdienst geweest en dit tot na de dood van de Caudillo, Francesco Franco, toen in 1978 de scheiding van kerk en staat en de vrijheid van godsdienst werden ingevoerd.
De vroege geschiedenis van de Spaanse VM verliep woelig. De Rooms-Katholieke Kerk beschouwde de vrijmetselarij sinds ongeveer 1738 als ketters. Vooral de Spaanse inquisitie (afgeschaft onder Joseph Bonaparte van 1808 tot 1812 maar in 1813 terug ingesteld) bestreed de vrijmetselarij. Nog in 1815 verbood Francisco Javier de Mier y Campillo, de inquisiteur-generaal van de Spaanse Inquisitie en de bisschop van Almería, de vrijmetselarij en hekelde de loges als “maatschappijen die leiden tot atheïsme, opruiing en alle fouten en misdaden”.
Ook het trauma van Spanje over de militaire nederlaag in 1898 tegen de VS die leidde tot het verlies van de laatste gebiedsdelen in Amerika legde de schuld van die vernedering bij vrijmetselaars in Cuba en op de Filippijnen.
De VM maakte tijdens maar vooral na de Spaanse burgeroorlog het voorwerp uit van geweld tegen goederen en personen door de nationalisten van Franco. Er zijn plaatsen zoals Las Palmas, La Coruña, Lugo en Zamora waar alle maçons werden vermoord. Onderzoek naar de repressie van de VM is op de dag van vandaag nog maar op een aantal plaatsen gedaan en het beeld is nog niet volledig. Vast staat dat de Spaanse repressie van alle fascistische regimes het meest doden heeft gekost tussen de Broeders. Het is vaak niet duidelijk of dit was omdat ze maçon waren, dan wel omdat ze democraat of republikein waren geweest en toevallig ook maçon.
Volgens professor Ferrer Benimeli (een jezuïet, licentiaat in de filosofie en letteren, gespecialiseerd in de Spaanse VM geschiedenis) is Franco’s denken en houding tegenover de VM te resumeren in 3 punten (2 van ideologische aard en 1 zuiver praktisch):
1) de VM is oorzaak van de historische decadentie en de politieke degeneratie van Spanje
2) Franco en zijn achtervolgingswaanzin door de VM
3) de anti-maçonnieke kruistocht als verdedingsmiddel tegen een veronderstelde maçonnieke samenzwering tegen zijn regime.
En verder: volgens Juan Morales Ruiz (dokter in de Informatiewetenschappen), was samen met de antimaçonnieke obsessie van Franco, de repressie van de VM één van de meest bepalende elementen van de franquistische dictatuur. Hierbij deed Franco beroep op 2 specifieke wetten om de strijd aan te gaan tegen de VM die hij beschouwde als de meest gevaarlijke vijanden van Spanje.
La Ley de Represión de la Masonería y el Comunismo (dd 01/03/1940). Deze wet vormde samen met La Ley de Responsibilidades Políticas (9/2/1939) het juridisch mechanisme met dewelke Franco de Spaanse vrijmetselaars vervolgde tot praktisch tegen zijn dood (1975).
In toepassing van de wet (La Ley de Represión de la Masonería y el Comunismo) zouden veel personen als “vermeende” VM ziin veroordeeld, zodat het aantal veroordeelde vrijmetselaars veel meer waren dan er toentertijd effectief vrijmetselaars waren in Spanje. Dit was te wijten aan de zeer eenvoudige aangifte-procedure (ook verklikking of pure afrekening) en vermoedens waren al vlug genoeg om als bewijs te dienen en tot veroordeling te leiden.
In de Spaanse literatuur spreekt men van “el holocausto español” (niet enkel wat betreft de VM): de repressie op de overwonnenen door de overwinnaars. Franco zorgde voor een “wraakzuchtige vrede”.
Vrijmetselarij in België gedurende WO-II
In de jaren dertig van het interbellum werd de VM door extreem-rechtse groeperingen zoals Rex, het VNV en Verdinaso geplaatst in een groter geheel van ‘judeo-maçonnerie’, samenzwering die de bestaande orde in de wereld bedreigde.
Toen de nazi’s in 1940 België bezetten, stelden Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst (inlichtingendienst) fichiers op van vrijmetselaars en deed men huiszoekingen in logegebouwen. Logemateriaal werd overgebracht naar Duitsland en later door de Russische bevrijders naar Rusland. In 2003 werd door het Liberaal Archief in de Sint-Pietersabdij te Gent met door Rusland vrijgegeven logemateriaal uit Gent een tentoonstelling georganiseerd ‘Van wijsheid met vreugd gepaard: 200 jaar vrijmetselarij in Gent’.
Er werd in het najaar 1940 door Rexisten een Antimaçonnieke Liga “ l’Epuration-De Bezem “opgericht. Er werd een antimaçonnieke tentoonstelling geopend in de Grote tempel van het GOB. Op de affiche stonden drie doodshoofden met kroon, tiara en laurierkrans, als symbolen voor het doel van de VM om monarchie, pausdom en leger omver te werpen.
In de collaboratiepers verschenen onthullingen over de VM en werden bekende vrijmetselaars ontmaskerd als verraders.
De volgende stap was de ontbinding van de VZW’s achter bepaalde Loges en de verbeurdverklaring van de activa van Loges ten gunste van de Belgische Staat.
Een aantal Belgische vrijmetselaars werden opgepakt en overgebracht naar een concentratiekamp. Een aantal Broeders werden vermoord door doodseskaders van o.m. Rex.
In het totaal zouden er op vier jaar tijd iets meer dan 100 Broeders omgekomen zijn door moord, executie of ontbering.
Het opgelopen trauma had mede als gevolg dat men het belang van discretie en geheimhouding binnen de vrijmetselarij sterk benadrukte.
Vrijmetselarij en Katholieke kerk
Het Vaticaan nam al 2 decennia na de oprichting van de moderne Vrijmetselarij het initiatief om deze te veroordelen: in 1738 werd de eerste pauselijke bul uitgevaardigd waarin de vrijmetselaars werden veroor-deeld en automatisch geëxcommuniceerd (in Eminenti van Clemens XII). De veroorde-ling werd gemotiveerd vanwege de geheimhouding van hun vergaderingen en “om andere rechtvaardige en redelijke redenen die ons bekend zijn”. De geheimhou-ding werd strijdig geacht met de (Staats)veiligheid van vele Staten/Koninkrijken, inclusief de Pauselijke Staten.
Ook het feit dat de VM-gelovigen van verschillende godsdiensten op één lijn stelde en aanvaardde, werd als heretisme aanzien, naar blijkt uit papale briefwisseling, contradictorisch met het feit dat in het protestants/anglikaanse Engeland van toen de Loges juist de enige plaatsen waren die katholieken toelieten. Heretisme was strafbaar met zeer strenge straffen, naar inquisitoriale traditie, zoals vrijheidsberovende straffen, geldstraffen, verbeurdverklaring van alle goederen, tot in principe zelfs de doodstraf, indien men de fout niet er-kende. Niet overal maakte men hier werk van, maar in Spanje was de Inquisitie wel nog actief.
Er volgden nadien nog talrijke verklaringen van het Vaticaan waarin dit verbod werd herhaald.
In 1877 nam in sommige landen, zoals België, het militant anticlericalisme toe en besloot het Grootoosten van Frankrijk, na België, Hongarije en verschillende Zuid-Amerikaanse landen, om het artikel dat het geloof in God en de onsterfelijkheid van de ziel oplegt, uit de maçonnieke Constitutie te schrappen.
Het militante antiklerikalisme, positivisme en rationalisme, werden, naast de geheimhou-ding, nieuwe gronden voor de anti-maçonnieke houding van het Vaticaan, zoals in 1984 bleek uit een encycliek van Leo XIII.
Paus Benedictus XV publiceerde in 1917 de eerste Codex Iuris Canonici, een codificatie van het kerkelijk recht van de Latijnse kerk die was begonnen onder Pius X. Daarin werd de vrij-metselarij uitdrukkelijk verboden en gesanctioneerd met excommunicatie. Verder was er nog een canon die betrekking had op het begrafenisverbod van notoire vrijmetselaars, een canon over apologetische geschriften tegen de vrijmetselarij en een canon over sancties tegen clerici en leken die lid zijn van de vrijmetselarij:
Op 20 juli 1920 publiceerde hij het ‘Motu proprio Bonum sane’ waarin hij waarschuwde voor het filosofisch naturalisme, zoals gepropagandeerd door de vrijmetselarij.
Vanaf het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) was er sprake van een veranderde praktijk vanwege sommige officiële roomse organen tegenover de vrijmetselarij.
Zo bvb. in 1974, toen de Heilige Congregatie van de Geloofsleer (voorheen Heilig Officie), onder de handtekening van kardinaal Seper, zei dat canon 2-335 (excommunicatie) zich alleen zou richten op katholieken die deel uitmaken van vrijmetselaarsverenigingen die tegen de Kerk optraden, wat dus een impliciete aanvaarding van reguliere obediënties inhield, zoals “de Angelsaksische “Masonry” of de GLNF”, die in het document werden vermeld. Maar geestelijken, religieuzen en leden van seculiere instituten bleef het verboden deel uit te maken van welke vrijmetselaarsvereniging dan ook, tenzij er een individuele dispensatie was afgegeven door de plaatselijke bisschop.
In Duitsland 1980 publiceerde de Duitse bisschoppenconferentie een rapport over de vrijmetselarij, dat twaalf punten van aanklacht bevat die de doctrinaire verschillen tussen het rooms-katholicisme en de vrijmetselaarsleer illustreren. Het rapport was opgemaakt op basis van een commissie van vertegenwoordigers van de katholieke kerk en van de vrijmetselarij tussen de jaren 1976 en 1980).
Een belangrijk punt in het rapport was de ontkenning door de vrijmetselarij van de geopenbaarde geloofswaarheid van de katholieke kerk. Door het verwerpen van elke dogmatische aanvaarding van deze geopenbaarde waarheden en het toelaten van een persoonlijk oordeel dat getuigt van subjectief of individueel relativisme is er geen verzoening mogelijk met de geloofsleer en de door haar voorgehouden objectieve waarheid. De opvatting dat godsdiensten en religieuze stelsels gelijkwaardig kunnen zijn aan elkaar in hun zoektocht naar de waarheid, die aldus steeds relatief is, is tevens onverzoenbaar met de unieke en absolute waarheidsaanspraak vanwege de Katholieke kerk,; aldus het rapport.
Een ander belangrijk punt was de stelling dat het maçonnieke godsbesef, in het beste geval een vorm van theïsme of deïsme en in het slechtste geval een vorm van agnosticisme of atheïsme, onverenigbaar geacht werd met de geloofsschat en het persoonlijk godsbeeld van Jezus-Christus als God en mens en noodzakelijk voor verlossing. De Kerk leert dat de mens niet op eigen krachten of op exclusief natuurlijke wijze tot vervolmaking kan komen, maar dit slechts kan door bovennatuurlijke, sacramentele bijstand. De vrijmetselarij gelooft in de uitsluitend menselijke kracht tot verlossing en zelfvervolmaking.
Tevens stelden de Duitse bisschoppen dat deze bezwaren golden tegenover zowel re-guliere als irreguliere vormen van vrijmetselarij, en dat elk onderscheid tussen beide aldus gradueel, maar niet fundamenteel van aard is.
In 1981 richtte de toenmalige prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer, kardinaal Ratzinger, een document getiteld Clarification concerning status of Catholics becoming Freemasons (Opheldering betreffende de status van katholieken die vrijmetselaar worden) gericht aan de bisschoppenconferentie van de Verenigde Staten van Amerika. Het herhaalde de ongewijzigde en traditionele leer van de kerk. Tegelijkertijd werd de brief van kardinaal Seper uit 1974 zwaar bekritiseerd omwille van zijn foutieve en tendentieuze interpretaties.
In 1983 verscheen de nieuwe editie van de Codex Iuris Canonici (kerkelijk wetboek) vanwege de Vaticaanse autoriteiten. In tegenstelling tot canon 2335 van de voorgaande editie van 1917 werd vrijmetselarij niet meer afzonderlijk veroordeeld en bestraft met excommunicatie, maar werd het met andere voormalige afzonderlijke veroordelingen ondergebracht onder een algemene, meer abstracte veroordeling, nu opgenomen in canon 1374: “Qui nomen dat consociationi, quae contra Ecclesiam machinatur, iusta poena puniatur; qui autem eiusmodi consociationem promovet vel moderatur, interdicto puniatur. “Ook al wordt de VM niet expliciet meer vermeld, toch zal blijken uit verdere verklarngen dat de VM beschouwd blijft worden als een associatie die tegen de Kerk ageert.
Onder het pontificaat van Karol Woytiła publiceerden kardinaal Ratzinger als prefect en Jerome Hamer O.P. als secretaris op 26 november 1983 een verklaring van de Congregatie voor de Geloofsleer, getiteld ‘Declaratio de associationibus massonici’s, ook wel Quaesitum Est genoemd, die onduidelijkheden ten opzichte van het nieuwe kerkelijk wetboek moest wegnemen:
“… Er is gevraagd of het oordeel van de Kerk over de maçonnieke verenigingen was gewijzigd vanaf het moment dat, in het nieuwe wetboek van kerkelijk recht, er geen expliciete vermelding over de vrijmetselarij meer terug te vinden was, zoals het geval was in het oude wetboek. … Het negatieve oordeel van de Kerk over de maçonnieke verenigingen blijft … ongewijzigd, omdat hun beginselen steeds werden beschouwd als onverenigbaar met de geloofsleer van de Kerk …”.
Kardinaal Ratzinger maakte aldus aan de opgeworpen twijfel een einde door te stellen dat de houding van de kerk niet veranderd is sinds het gewijzigde kerkelijk wetboek, en dat de beginselen van de vrijmetselarij onverzoenbaar zijn met de geloofsdoctrine van de Rooms-Katholieke Kerk. De algemene canons, die werden geïntroduceerd ter vervanging van de specifieke canons per verboden organisatie, waren voldoende om al deze organisaties, inclusief de vrijmetselarij, te veroordelen, aldus Radzinger en Hamer.
Het standpunt van de katholieke kerk bleef aldus onveranderd: het lidmaatschap is verboden. Elke katholiek die lid was of werd van een vrijmetselaarsloge, werd dan ook door dit feit zelf geëxcommuniceerd uit de geloofsgemeenschap. En dit onafhankelijk van secundaire kenmerken, zoals het feit of men lid wordt van een reguliere of irreguliere loge. Dat maakte geen wezenlijk verschil. Dergelijke gelovigen verkeerden in toestand van doodzonde, en mogen bijvoorbeeld geen H. Communie ontvangen.
Verder bevestigde de congregatie voor de geloofsleer dat het niet tot de bevoegdheid van lokale bisschoppen behoort om in concrete gevallen te oordelen of lidmaatschap van een vrijmetselaarsloge wel of niet verzoenbaar is met lidmaatschap van de kerk.
Dit standpunt werd nogmaals herhaald door de publicatie in een artikel in de Osservatore Romano op 11 maart 1985 dat stelde:
“… dat het relativisme van de vrijmetselarij op radicale wijze de structuur van de geloofsbelijdenis vertekent. De katholiek kan zijn verhouding tot God niet op dubbele wijze beleven door ze te verdelen in een humanistisch supra-confessioneel geloof enerzijds en een christelijk geloof anderzijds….”
Op 19 april 1985 stuurde kardinaal Law een brief getiteld Letter to U.S. Bishops Concerning Masonry aan de bisschoppenconferentie van de Verenigde Staten van Amerika in zijn capaciteit van voorzitter van het Comité voor pastoraal onderzoek en praktijken van de Katholieke Conferentie van de Verenigde Staten. Hij herhaalde het standpunt uit 1983 en verbood het lidmaatschap van katholieken in enige organisatie van vrijmetselaars.
In 1987 werd in Frankrijk een gezamenlijk colloquium georganiseerd te Toulouse door het Grootoosten van Frankrijk en officiële vertegenwoordigers vanwege de katholieke kerk omtrent de canonieke sanctionering van katholieken die tevens vrijmetselaar zijn. Het klimaat was vriendschappelijk, maar veranderde niets aan de houding van het Vaticaan.
Op 15 september 2000 stuurde in de VSA Thomas Anslow, vicaris van het aartsbisdom Los Angeles, een officiële brief aan David Patterson, secretaris van het maçonniek dienstencentrum van Los Angeles in antwoord op de vraag of een rooms-katholiek lid mag worden van een vrijmetselaarsloge. Zijn eerste antwoord bevatte de zin: ten minste voor katholieken in de Verenigde Staten, geloof ik dat het antwoord waarschijnlijk ja is. Deze brief werd later publiekelijk ingetrokken en rechtgezet vanwege de kerkelijke autoriteiten vanwege het foutieve antwoord dat niet in overeenstemming was met het kerkelijke standpunt ter zake.
Op 1 maart 2007 publiceerde het Vaticaan bij monde van bisschop Gianfranco Girotti, regent van het Apostolisch Penitentiarium in Rome, een mededeling naar aanleiding van een conferentie met als titel ‘Vrijmetselarij en de katholieke Kerk ‘die plaatsvond in de Pontificale Theologische Faculteit van Sint-Bonaventura te Rome. Daarin stelde hij dat het lidmaatschap van katholieken in vrijmetselaarsverenigingen: verboden bleef en dat de positie van de kerk ten opzichte van vrijmetselarij niet gewijzigd was. Dit gebeurde als reactie op de verklaring van de 85-jarige Italiaanse priester Rosario Francesco Esposito dat hij vrijmetselaar was geworden en dat het standpunt van de kerk hierover niet meer van deze tijd was.
Op 6 maart 2008 vond in België een historisch debat plaats tussen Henri Bartholomeeusen, de grootmeester van het Belgische Grootoosten, en de Belgische primaat Godfried Danneels in het Thurn en Taxis-congrescentrum te Brussel. Daarin herhaalde Danneels de recent en herhaaldelijk veroordeelde stelling – dat er een onderscheid moet gemaakt worden tussen reguliere en irreguliere vormen van vrijmetselarij – en verkondigde hij dit als officieel standpunt van de katholieke kerk. Hij besloot zijn deelname aan het debat met de bekentenis geen lid van een vrijmetselaarsloge te zijn. Henri Bartholomeeusen antwoordde daarop dat hij tijdens het debat niets had gehoord uit de mond van de kardinaal wat een initiatie in een loge in de weg stond.
In 2011 ontving de bisschop van Annecy een anoniem schrijven over het lidmaatschap van het Grand Orient de France van een curé uit zijn bisdom. Omdat deze laatste niet wou verzaken aan zijn lidmaatschap van het GOF, werd hij op vraag van het Vaticaan uit zijn ambt can curé ontzet. Hij bleef nadien als ‘priester op non-actief ‘vanwege de Kerk een maandvergoeding van 700,00 EUR ontvangen. Zijn statuut op heden heb ik nergens teruggevonden. Het GOF reageerde in de media fel tegen de Kerk.
In 2023 verduidelijkte het Vaticaan nogmaals dat gelovige katholieken niet mogen toetreden tot de Vrijmetselarij: Kerknet
In 2024 bevestigde ook Mgr. Stagliano , directeur van de Pontificia Accademia di Teologia te Rome, in een interview de onverenigbaarheid tussen vrijmetselaar en rooms-katholiek zijn: Mgr Stagliano
Vrijmetselarij en islam
Binnen de Islam is de houding tegenover de Vrijmetselarij gewijzigd van aanvaarding/aantrekking tot verwerping. Heden ten dage is het niet toegelaten dat een moslim toetreedt tot de Vrijmetselarij. Een moslim die lid wordt van een Vrijmetselaarsloge, wordt beschouwd als een “afvallige”. Volgens de Sharia, een islamitisch rechtssysteem en religieuze plich-tenleer die voorschrijft hoe men zich als gelovige moet gedragen, ook in “profane” zaken, is dit een ernstige misdaad. De straf voor afvalligheid varieert echter afhankelijk van de interpretatie van de sharia en de regio waarin deze wordt toegepast. In sommige landen kan afvalligheid leiden tot de doodstraf, terwijl in andere landen de straf minder streng is.
Dit belette niet dat in de 18de en 19de eeuw meerdere moslims zich aangetrokken voelden door de Vrijmetselarij en ingewijd werden in loges.
Binnen de islam wordt geloof gehecht aan de De ‘Protocollen van de wijzen van Sion’. Deze zijn een fictief verslag van een vergadering van joodse leiders, die in 1897 zou hebben plaatsgevonden in Bazel. Deze joodse leiders (wijzen van Sion) zouden bijeen zijn gekomen om de christelijke maatschappij omver te werpen. Ook zouden zij plannen hebben ge-smeed voor een joodse wereldheerschappij; de “Protocollen” beschrijven hoe deze verwezenlijkt zou moeten worden. Het geschrift werd en wordt daarom graag geciteerd door antisemieten om er het ‘joodse gevaar’ mee aan te tonen. De Protocollen zijn een vervalsing uitgaande van de toenmalige Russische geheime dienst.
Sinds de eerste publicatie zijn de Protocollen ook gebruikt in de propaganda tegen het ‘maçonnieke gevaar’. Deze ‘notulen’ kunnen worden gezien als de oervader van het complotdenken. Joden en vrijmetselaars zijn altijd wel de eerste zondebokken. In de jaren 1920 en 1930 van de vorige eeuw werden de Protocollen in Europa in enorme oplagen verkocht en in de 21ste eeuw worden de Joden nog steeds verantwoordelijk gehouden voor alle ellende en rampen in de wereld, zoals 9/11 en pandemieën. Nog steeds verschijnt het in verschillende landen als basis en inspiratiebron voor allerlei complottheorieën. Hetzelfde gaat op voor de betrokkenheid van de vrijmetselarij hierin sinds een publicatie in 1862 door het Münchense blad Historisch-politische Blätter. De vrijmetselarij zou het instrument zijn waarmee de Joden de wereldheerschappij willen bekomen.
De roman van Umberto Eco ‘De begraafplaats van Praag’ is geïnspireerd op dit fictieve complotrelaas.De uit Turijn afkomstige geschriftvervalser Simone Simonini wordt vanaf zijn vroegste jeugd geïndoctrineerd met anti-joodse theorieën door zijn grootvader, kapitein Simonini. Als hij wordt ingehuurd om de kringen rond de Italiaanse onafhankelijkheidsstrijder Garibaldi te bespioneren, maakt hij de inval van diens ‘roodhemden’ op Sicilië in 1860 mee. Hij moet vluchten en komt terecht in Parijs, waar hij de Commune van 1871 meemaakt en als spion en vervalser in dienst treedt van diverse machthebbers. Hij ontmoet onder anderen de Franse revolutionair Maurice Joly, de Duitse schrijver Hermann Goedsche en de Russische geheim agent Pjotr Rachkovsky, en wordt zo steeds dieper betrokken in het complot dat uiteindelijk zal leiden tot een van de meest lasterlijke geschriften uit de wereldgeschiedenis: de Protocollen van de wijzen van Sion, die de gehele twintigste eeuw het antisemitisme zullen aanwakkeren.
De salafistische islam gebruikt deze Protocollen vandaag nog altijd om er een anti-maçonniek discours op te baseren. Eerder dit jaar nog werd in Frankrijk een salafistische/fundamentalistische moslim veroordeeld wegens het plannen van een aanslag op een Loge. Hij steunde zich daarvoor op de Protocollen.
Wie een ietwat oudere Nederlandstalige vertaling van de Protocollen wil raadplegen kan dit via deze link : Protocollen van wijzen van Sion
Vanaf het begin van de 20e eeuw is de belangrijkste kritiek op de Vrijmetselarij ‘dat het een organisatie is die door de Joden is opgericht of onder de controle van laatstgenoemden is gekomen, die hun belangen en die van het zionisme dient, voordat ze in dienst wordt gesteld vanaf 1948, van de staat Israël.’ Hier vinden we het thema van de Joods-Maçonnieke samenzwering, ontstaan in het Westen en vervolgens aangepast aan de islamitische context. Het eerste Hamasmanifest nam deze complottheorie over. In een latere herziening is het niet meer expliciet vermeld, wat niet betekent dat de complottheorie niet meer actueel is. Talrijke internetsites en sociale media uit de moslimwereld zouden een toename kennen van kritische aanvallen en fake-newsberichten over Vrijmetselarij (Zarcone,Thierry, 2015, Le Croissant et le Compas, Islam et franc-maçonnerie: de la fascination à la détestation. Editions Dervy, Paris, p. 283).
Geradicaliseerde moslims viseren daarom soms de Vrijmetselarij. In Frankrijk bvb. is in maart 2023 nog een geradicaliseerde moslim aangehouden en veroordeeld wegens het plannen van een aanslag op een Loge.
Het Saoedisch wahabisme dan weer beschouwt de esoterische methode van de Vrijmetselarij als batinisme, een vorm van ketterij die achter religieuze teksten een geheime betekenis zoekt. Er zijn arrestaties geweest van maçons en Al Qaida pleegde een aanslag op een Loge in Istanbul.
Ondanks wat voorafgaat worden er in enkele landen met uitgebreide moslimpopulaties of cultuur Vrijmetselaarsloges alsnog gedoogd door de overheid, hoewel er vaak kritiek is tegen dit gedoogbeleid van de overheid vanuit nationalistische en islamhoek: Marokko (zowel irregulier als reguliere grootmachten), Turkije (reguliere grootmacht), Libanon (Reguliere District Grand Lodge van United Grand Lodge of Scotland) en Maleisië (Reguliere District Grand Lodges van United Grand Lodge of Scotland).
Op internet kan men een site vinden van de Sovereign Grand Lodge of Egypt SGLE, waarvan de Lichten terug aangestoken werden in 2013. Staat niet op de lijst van door RGLB erkende Grootmachten (ook niet bij UGLE) en er is weinig informatie over.
Vrijmetselarij en Judaïsme
Vrijmetselarij was in de achttiende eeuw in Engeland vooral een zaak van Anglicanen in het midden van een christelijke maatschappij. De Bijbelse elementen in de rituelen waren geenszins joods, maar gebaseerd op een door Koning James ingevoerde christelijke Bijbelvertaling.
Verhalen uit de vijf boeken van Mozes, de kerntekst van het jodendom, kwamen niet voor in de Logeteksten, en het sleutelverhaal van de joodse traditie, de uittocht uit Egypte en Gods openbaring van de wet aan Mozes, vond je er niet in terug.
Het belangrijkste oudtestamentische thema dat tot op heden in de vrijmetselarij wordt gebruikt, de bouw van de Tempel van Salomo, wordt gebruikt in een christelijke betekenis, in die zin dat het altijd verwijst naar wat in wezen een nieuwtestamentisch concept is: een geestelijke tempel die niet met de handen wordt gebouwd maar ontstaat als een gebouw van levende stenen, waarmee uiteraard vooral de gemeenschap van Vrijmetselaars wordt bedoeld die een bijdrage levert tot de universele Tempel van de Mensheid.
Dat de VM een christelijke oorsprong had betekende niet dat men vanuit een in christelijke kringen in die tijd voorkomend voorbehoud tegenover Joden (die Christus hadden ter dood gebracht) in de Grand Lodge Joden discrimineerde. In haar archieven alsook in archieven van enkele Londense Loges kunnen Joodse namen gevonden worden. In London werd in 1793 zelfs een specifiek Joodse Loge opgericht, de Lodge of Israël (geen zittingen op Sabat – koosjer voedsel).
Vanaf de tweede helft van de 18de eeuw traden o.m. in Frankrijk en Nederland ook Joden toe. Maar in andere landen stonden Loges soms negatief tegenover initiaties van Joden. Het is niet mogelijk dit per land te overlopen binnen deze korte bijdrage. Vaak was dit, zoals o.m. in Zweden, gebaseerd op christelijke principes. Ook in wat we nu Duitsland noemen, was er in vele Loges sprake van religieuze discriminatie tegenover Joden. Men weigerde zelfs bezoekers van Joodse origine, die in Engeland waren ingewijd, wat aanleiding gaf tot een reactie van de Britten, die hun leden verboden nog Duitse Loges te bezoeken. Joden in Duitsland losten de disciminatie vanuit de Duitse Grootloge op door er exclusief Joodse Loges op te richten onder jurisdictie van een buitenlandse Grootloge.
In de eerste helft van 20ste eeuw kwam in Duitsland daar het politiek anti-semitisme bij, aanvankelijk van Wilhelm II en later van de NSDAP en SA, die de maçonnerie in het algemeen zag als een Joods geïnspireerde constructie, wat geleid heeft tot het vervolgen van vrijmetselaars, Joods of niet. De periode dat Duitse Loges wel nog konden werken vooraleer de NSDAP aan de macht kwam, stonden ze wel niet open voor Joden, mogelijk uit anti-semitisme of uit schrik voor gewelddadige acties van de SA.
Na WO-II is er in de Vrijmetselarij voor zover bekend nergens nog sprake van discriminatie van Joden.
In het huidige Israël- het vroegere Palestina – bestonden er al in de 19de eeuw Loges. De eerste Loge werd in 1868 geïnstalleerd in Jeruzalem, in de zgn. ‘Zedekian’s cave”, een steengroeve waar men de stenen voor de Tempel van Salomo zou gehaald hebben. De officiële naam van deze Loge luidde “ Royal Soloman Mother Lodge nr. 293 of Jeruzalem and surroundings” en stond onder de jurisdictie van de reguliere Canadese Grootloge.
In 1910 en 1911 stichtte de Schotse Grootloge 3 Loges in het land. In 1931 werden er door de Duitse Grootloge in ballingschap 5 Duitstalige Loges opgericht met Duitstalige Joden. In 1932 werd de Nationale Grootloge van Palestina opgericht, met Joodse, christelijke en arabische leden en ook Druzen. De meeste bestaande Loges onder buitenlandse jurisdicties sloten zich aan.
In 1953 werd de Grand Lodge of the State of Israël opgericht, waarbij een 2300 jaar oud gebruik werd hersteld, nl. het blazen op de sjofar of ramshoorn bij de opening en sluiting. Ze kreeg onmiddellijk erkenning van meer dan 100 reguliere Grootloges. De meeste Loges hanteren een hebreeuws ritueel, maar andere gebruiken dan weer het Arabisch, of gebruiken beide talen afwisselend tijdens gemeenschappelijke zittingen die vaak georganiseerd worden. Er zijn momenteel ongeveer 1000 Broeders, verspreid over 80 Loges.
In de Israëlische Loges vindt men gelovige en seculiere Joden, gelovige en seculiere Arabieren en gelovige en seculiere Christenen die allen de niet-nader gedefinieerde Opperbouwmeester erkennen. De Argentijnse Grootloge kende in 1982 een maçonnieke Vredesprijs toe aan de Israêlische Grootloge voor haar bijdrage in het verbeteren van de verstandhouding tussen Joodse en Arabische Israëli’s.
Vanuit het standpunt van het religieuze Jodendom
Het Jodendom is een religie, maar het is ook een etnische en culturele identiteit. Er zijn joden die zichzelf als seculier beschouwen en niet praktiseren, maar zich nog steeds identificeren als joods vanwege hun culturele achtergrond of etniciteit. Er zijn ook joden die zichzelf als atheïst beschouwen en geen religieuze overtuigingen hebben, maar zich nog steeds identificeren als joods vanwege hun afkomst.
Het Jodendom kent verschillende stromingen, waaronder het orthodoxe jodendom, maar ook het humanistisch jodendom en nog andere strekkingen. Een eenduidig antwoord geven op de vraag wat het standpunt is van het religieuse Jodendom m.b.t. de Vrijmetselarij is dan ook moeilijk.
Het orthodoxe Jodendom op zichzelf kent evenmin een eenheid, maar talrijke subbewegingen. Het jodendom is gebaseerd op de Tenach (ook wel Hebreeuwse Bijbel genoemd), die de basiswetten van het jodendom bevat en daarnaast vooral op de Talmoed, die uitleg en uitbreidingen van de basiswetten bevat.
Sommige orthodoxe joden beschouwen de vrijmetselarij als een bedreiging voor het jodendom, terwijl anderen het als een positieve kracht beschouwen die bijdraagt aan de ontwikkeling van de joodse gemeenschap. Bij de joodse vrijmetselaars zijn er dan ook zowel orthodoxe als niet-orthodoxe, naargelang van de substrekking waartoe ze behoren. Omdat het Nieuwe Testament geen deel uitmaakt van de Tenach, kan een orthodoxe maçon geen eed afleggen op het Evangelie van Johannes. Het enkel feit dat in reguliere loges de Bijbel op het altaar geopend ligt op het evangelie van Johannes, ook al laat men toe er de Hebreeuwse Bijbel naast te leggen, is een van de redenen waarom sommige orthodoxe Joden wegblijven uit Loges. Orthodoxe Joden binnen Loges zullen deze rekening houden met het feit dat er geen zittingen zijn op de Sabbat. Sommige Loges hebben om die reden hun zittingen op zaterdag verplaatst naar zondag. Ook koosjere bereiding van de Broedermalen is een element waar rekening mee wordt gehouden.
Het Humanistisch Jodendom (vooral in de VSA en in Europa te vinden), een stroming binnen het Jodendom die zich richt op de humanistische waarden en principes van het Jodendom, zoals sociale rechtvaardigheid en gelijkheid, ziet geen enkel bezwaar tegen het lidmaatschap van een Loge.i
Vrijmetselarij en Orthodoxe Kerken
De oosters-orthodoxe kerk, officieel de orthodoxe katholieke kerk genoemd, is een stroming binnen het christendom die zichzelf beschouwt als de ‘ene, heilige, katholieke en apostolische’ kerk.
Er bestaat niet één enkele orthodoxe kerk zoals bij de rooms-katholieke kerk.
Men maakt een onderscheid tussen autocefale en autonome kerken.
De autocefale kerken of kerken’ met een eigen hoofd’ worden bestuurd door een patriarch, metropoliet of een aartsbisschop. Zij bestaan uit:
- De “oude” patriarchaten: Constantinopel, Alexandrië, Antiochië en Jeruzalem.
- De “nieuwe” patriarchaten: Moskou, Servië, Roemenië, Bulgarije en Georgië.
- De andere autocefale Kerken: Griekenland, Cyprus, Polen, Albanië, Tsjechië en Slowakije, de Oekraïens-Orthodoxe Kerk.
De autonome kerken zijn semi-zelfstandig: zij hebben hun eigen organisatorische structuur, maar hangen voor de benoeming van bisschoppen af van een patriarchaat.
De voornaamste zijn de Russisch-Orthodoxe Kerk in het Buitenland (New York), de Orthodoxe Kerk in Amerika (Washington) en die van Finland (Kuopio), Estland (Tallinn), Letland (Riga) en Moldavië (Chisinau).
Tegenover de Vrijmetselarij bestaat er niet één enkel eenduidige positie. Hierna volgen de grote tendensen.
De vrijmetselarij zou in de jaren 1770 in Rusland haar eerste loges gehad hebben. De tijden waren veelbelovend, want tsaar Peter de Grote (1672–1682–1725) had zich ertoe verbondenzijn land koste wat kost westers te maken, zelfs met geweld, en tsarina Catharina de Grote (1729–1762–1796) – geboren als Duitse prinses – ging verder met dezelfde politiek.
De meeste vrijmetselaarsrituelen en -systemen uit het Westen werden in Rusland geïmporteerd en waren zeer in trek in de hogere klassen van de samenleving. Bakounine (Répertoire biographique des Francs-Maçons russes. Paris: Institut d’études slaves. 1967) legde een register aan met een 3000-tal namen van leden die tot alle sociale klassen behoorden. Er bleken een 20-tal geestelijken lid van een loge te zijn, waaronder vier metropolieten, twee aartsbisschoppen, vijf aartspriesters en drie abten (archimandrieten). De belangrijkste was Philarethe van Moskou, de eerste hoogwaardigheidsbekleder van de Kerk van Rusland sinds Petrus de Grote de patriarchale titel en functie in 1721 had afgeschaft. Als Metropoliet van Moskou van 1825 tot aan zijn dood in 1867, was hij een belangrijk figuur in kerkelijke en theologische studies, en in de verspreiding van de Bijbel, die hij als eerste in de volkstaal vertaalde. Philarethe werd in 1994 plechtig heilig verklaard door de Kerk van Rusland: een zeldzaam voorbeeld van een vrijmetselaar die door een christelijke kerk als heilige wordt erkend.
De Vrijmetselarij in Rusland was in die tijd erg christelijk en Russisch-Orthodoxe Kerk en Vrijmetselarij waren a.h.w. partners.
In 1794 keerde tsarina Catharina II zich tegen de VM. Die beslissing was gebaseerd op de theorie dat de Franse Revolutie en de ‘vrijheden’ in de revolutionaire grondwet bewerkstelligd waren geworden door de Vrijmetselarij. De keizerin, ook werd zij door filosofen als Voltaire en Diderot geprezen als een ware verlichte despoot die beweerde de vrijheden te bevorderen, was het er niet mee eens dat deze ‘revolutionaire’ vrijheden daadwerkelijk in de Russische samenleving werden geïmplementeerd, zoals de Vrijmetselarij toen voorstond. Onder haar kleinzoon tsaar Alexander I (1777–1801–1825) werd in 1822 de Vrijmetselarij nogmaals verboden. Hij geloofde in een Sainte Alliance, een soort theocratie tussen basileus en patriarch, waarin geen plaats was voor de maçonnieke broederschap naast de Kerk.
In de eerste jaren van de twintigste eeuw kwam de Vrijmetselarij terug naar Rusland ging het om een sociale, politieke en humanistische Vrijmetselarij, zoals dat in het irreguliere Grand Orient de France werd beoefend. Veel Russen (academici, advocaten, schrijvers, politici, enz.) waren in Frankrijk ingewijd in Grand Orient’s loges, en brachten later de vrijmetselarij terug naar huis. Hoewel de oekase (keizerlijk decreet) van 1822 niet was ingetrokken, was de tsaristische politie was te bezet door terroristen en nihilisten om de vrij-metselaars lastig te vallen. En de Russisch-Orthodoxe Kerk sprak geen woord i.v.m. de Loges.
In 1905 werd in Rusland de tekst gepubliceerd van de zgn. Protocollen van de Wijzen van Sion door de Rus Sergej Niloes, een agent van de Ochrana. Russische conservatieven en ook de Russisch-Orthodoxe Kerk gebruikten onmiddellijk deze Protocollen als rechtvaardiging voor hun antisemitische doeleinden en meteen ter veroordeling van de Vrijmetselarij, gelet op het zgn. joods-maçonnieke complot.
Toch bestond de eerste regering na de februarirevolutie van 1917, de mensjewistische van Kerenski, geheel uit vrijmetselaars, met uitzondering van slechts één minister.
Toen de Sovjets in de oktoberrevolutie 1917 de macht grepen, verboden ze de Kerken én de vrijmetselarij. Voortaan zou de Russische situatie de norm zijn alle landen van Oost-Europa. Dat was de situatie in Roemenië, Bulgarije en Tsjechoslowakije met betrekking tot de orthodoxe kerken, die net zo slecht werden behandeld als de Rooms Katholieke en protestantse in Polen en in Oost-Duitsland.
De andere landen waar de orthodoxie de overheersende christelijke stroming was, hadden eeuwenlang onder Ottomaanse heerschappij gestaan. In Europa begonnen ze de een na de vrijheid te verwerven eind de negentiende eeuw en het begin van de twintigste. eeuw: de eerste was Griekenland in 1821; daarna volgde, na de Krimoorlog (1856), Roemenië; Servië, Montenegro en Bosnië-Herzegovina, waarvan de unie in 1919 Joegoslavië zou vormen; Bulgarije; en als laatste Albanië. In al die landen nam de Vrijmetselarij actief deel aan de vrijheidsstrijd tegen de Ottomanen, zoals in Griekenland, waar het hielp patriottische bewegingen te verbergen. Hetzelfde was het geval in Servië en Roemenië. Tussen de vrijmetselaren die politiek en nationaal geëngageerd waren, kunnen we orthodoxe priesters, monniken en zelfs bisschoppen als leden vinden. Dus de Vrijmetselarij en de Orthodoxe Kerk werkten nauw samen in de strijd voor nationale vrijheid.
In Turkije speelde de Vrijmetselarij een soortgelijke rol en nam deel aan de strijd van de Jong-Turkse revolutionairen (vooral legerofficieren) om het regime te liberaliseren.
Het Ottomaanse Rijk viel in 1922-1924 uiteen. De nieuwe onafhankelijke landen kwamen al snel onder de hoede van Frankrijk en Groot-Brittannië: Libanon en Syrië onder de eerste; Palestina, Irak en Egypte onder de tweede. In al die landen bloeide een ‘koloniale vrijmetselarij’, die voldeed aan de universele normen: vreedzaam samenleven met kerken in de Engelse context, en in strijd met hen in de Franse. In al deze landen zwegen de orthodoxe kerken zorgvuldig over de vrijmetselarij. Na de dekolonisatie werden de islamitische regels gehandhaafd en werd de vrijmetselarij verboden, drie uitzonderingen na: Turkije en Israël, als ‘seculiere’ Staten, ondanks vele beperkingen; en Libanon, vanwege zijn situatie als multiconfessionele Staat.
Wat betreft de nieuwe Sovjet-Unie: van zodra Lenin het verbod had uitgevaardigd m.b.t. Vrijmetselarij begon het regime anti-religieuze en anti-maçonnieke vervolgingen.
Door de nieuwe homo sovieticus uit allerlei religies te verwijderen, ontstond er een dubbele emigratiebeweging, waarbij vaak dezelfde personen betrokken waren. Aan de ene kant werd de Russische vrijmetselarij in ballingschap opnieuw opgebouwd, vooral in Frankrijk, waar ze sterk beïnvloed werd door de Franse Vrijmetselarij van die tijd. Aan de andere kant ontstonden orthodoxe christelijke gemeenschappen in westerse landen als Frankrijk, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, waar zij plaatselijke kerken voortbrachten die tot verschillende orthodoxe rechtsgebieden behoren. De belangrijkste was de Russisch-Orthodoxe Kerk buiten Rusland, die zichzelf beschouwde als de authentieke Russisch-Orthodoxe Kerk, gedwongen om in ballingschap te leven door een atheïstische regering, totdat zij in 2007, na zevenentachtig jaar, de canonieke gemeenschap met de Russisch-Orthodoxe Kerk herstelde.
Uit deze historische gebeurtenissen kwam een nieuw samenleven tussen Orthodoxe Kerken en Vrijmetselarij en een nieuwe stijl van relaties tussen hen, niet meer in hun respectieve landen van herkomst, maar in de buitenlandse westerse landen waarin ze waren nu gevestigd. Welke houding zij aannamen, hangt af van elke kerk, dat wil zeggen van bijzondere omstandigheden van tijd en plaats. Zoals vermeld in het begin van deze tekst is er nooit een algemeen en gemeenschappelijk standpunt aangenomen.
De meerderheid van de orthodoxe kerken heeft nog geen besluit genomen, noch voor, noch voor tegen de Vrijmetselarij. Voorlopig hebben slechts vier van hen zich uitgesproken tegen de vrijmetselarij.
De eerste anti-maçonnieke verklaring is vrij laat, aangezien deze uit 1933 dateert, bijna twee eeuwen later de eerste rooms-katholieke pauselijke bul In Eminenti van 1738.
Zo vaardigde de synode van de Kerk van Hellas (Griekenland) op 12 oktober 1933 een plechtige veroordeling van de vrijmetselarij uit, verbood alle geestelijken lid ervan te worden op straffe van hun priesterschap te worden ontnomen, en drong erop aan dat de gelovigen die in de loges werden misleid, alle betrekkingen met de vrijmetselarij zouden verbreken. De rol gespeeld door de Griekse vrijmetselaars in de strijd voor nationale vrijheid een eeuw eerder waren blijkbaar onbekend of niet erkend. De officiële motieven voor de straf volgen hieronder die van eerdere rooms-katholieke veroordelingen van de vrijmetselarij: of ze is atheïstisch of ze gelooft in een deïstische Opperbouwmeester , voortkomend uit de oude mysteriën; zijn daden en leringen zijn geheim en mysterieus; de deïstische vrijmetselarij verwelkomt niet alleen christenen, maar ook joden en moslims; het leidt tot syncretisme; en het ‘vergoddelijkt het rationalisme’. Concluderend beschouwt de Grieks-orthodoxe Kerk de Vrijmetselarij als een vals en antichristelijk systeem, waarmee het absoluut onverenigbaar is. Dat alles geeft een vreemd gevoel van déjà vu, omdat alle elementen van de vervolging woord voor woord lijken gekopieerd uit de pauselijke documenten over hetzelfde onderwerp. Er werd dus niets specifiek orthodox aan toegevoegd. Het is belangrijk om op te merken dat de veroordeling werd uitgesproken in een tijd waarin antisemitische, anti-maçonnieke en xenofobe gevoelens zich verspreidden en toenamen, verbonden met de opkomst van het fascisme en het nationaal-socialisme. Dat verbod werd vernieuwd in 1949, en opnieuw in 1969, wat aantoont dat het niet effectief was.
Vier jaar later, in 1937, werd door de Orthodoxe Kerk een veroordeling uitgesproken in Roemenië, op dezelfde gronden en in een soortgelijke politieke context.
Twintig jaar later, in 1955, werd een veroordeling uitgesproken door de Orthodoxe Kerk van Amerika. De Russisch-orthodoxe Kerk buiten Rusland deed hetzelfde in de jaren vijftig, en dat is alles.
Het is merkwaardig dat verschillende patriarchen van Constantinopel Vrijmetselaar waren. De bekendste was de patriarch Athenagoras (1886–1948–1972), die de 33e graad van de oude en aanvaarde Schotse ritus ontving in Amerika. Athenagoras was niet de enige patriarch die vrijmetselaar was: ook Meletios IV (1871–1935, patriarch van Constantinopel 1922–1923, toenmalig patriarch van Alexandrië 1926-1935), werd ingewijd in de Vrijmetselarij in 1909; Basilius III, een van Meletios’ opvolgers als patriarch van Constantinopel (1925–1929), die zelfs werd ingewijd nadat hij patriarch was geworden. Aan die lijst moet Joachim III worden toegevoegd, patriarch van Constantinopel van 1878 tot 1884, daarna van 1901 tot 1912, en Photios I van Alexandrië (1853-1900-1925).
Kortom, er bestaat geen gemeenschappelijke en algemene regel die door de Orthodoxe Kerken is uitgevaardigd over, of preciezer gezegd, tegen de vrijmetselarij. Slechts vier van hen hebben officieel een verbod afgekondigd, maar het verbod dat door een kerk is be-volen, is alleen van toepassing op zijn eigen leden. Wat de anderen betreft, heerst er vrij-heid. Binnen één en dezelfde Kerk verzetten geestelijken en leken zich hevig tegen Vrijmetselarij, en anderen vertonen welwillende gevoelens hebben of zijn er zelfs lid van zijn. Dat kan, want Orthodoxie kent, met uitzondering van de geloofswaarheden, de overal geldende regel van de vrijheid van het persoonlijk geweten.
Vrijmetselarij en Protestantisme
Het staat buiten kijf dat na de oprichting van de moderne Vrijmetselarij in 1717 een overweldigend aantal vrijmetselaars protestanten waren, in het bijzonder in de Britse eilanden.
In de Angelsaksische landen werd de noodzaak van christelijke tolerantie en gewetensvrijheid vanuit de Verlichting benadrukt en ook werd er een meer moralistisch-rationalistische benadering van protestantse geloofsovertuigingen en praktijken ontwikkeld, die geenszins als contradictorisch aan de maçonnieke principes en cultuur werden beschouwd, wel integendeel. Protestantisme en Vrijmetselarij waren er in de 18de eeuw nauw verbonden, zij het met een verschillende methodiek in een verschillende context.
Het Protestantisme telt talrijke stromingen/kerkgemeenschappen die naast elkaar bestaan: anabaptisten · anglicanen· baptisten · calvinisten · doopsgezinden (verwant met baptisten) · evangelisten · gereformeerden · quakers · lutheranen · methodisten · pinksterbeweging · presbyterianen · vrijzinnig (liberaal) protestanten · zevendedagsadventisten, en nog vele andere.
In Europa is het protestantisme belangrijk op de Britse eilanden, Scandinavië, Duitsland, Noorden van Nederland. Ook in Noord-Amerika en Australië zijn belangrijke protestantse kerkbewegingen. Mondiaal is ongeveer 1 op 3 christenen protestant.
Er bestaat geen eenduidige houding van al deze geloofsgemeenschappen met betrekking tot de Vrijmetselarij. Sommige protestantse kerken staan open voor leden die ook vrijmetselaars zijn, terwijl andere kerken zich niet uitspreken dan wel een meer terughoudende houding aannemen.
De relatie tussen de protestantse kerken en de vrijmetselarij is complex en heeft historische wortels. In sommige gevallen werden protestantse leiders zelf vrijmetselaars, terwijl andere leiders zich juist tegen de vrijmetselarij keerden.
In rooms-katholieke landen waren het protestantisme en de Vrijmetselarij mede verbonden doordat beide bewegingen zich als ‘andersdenkenden’ gemarginaliseerd voelden door de Kerk van Rome.
Veel zgn. ‘liberale’ protestantse kerken benadrukken de individuele vrijheid van hun leden om hun eigen keuzes te maken, inclusief deelname aan organisaties zoals de vrijmetselarij. Ze moedigen leden aan om hun geweten te volgen en hun eigen beslissingen te nemen.
Sommige protestantse theologen hebben kritisch gekeken naar de vrijmetselarij en de compatibiliteit ervan met het christelijk geloof. Ze wijzen op bepaalde aspecten van de vrij-metselarij, zoals geheimhouding en esoterische rituelen, die mogelijk conflicteren met protestantse waarden.
Het standpunt van een specifieke protestantse kerk kan dus variëren op basis van haar eigen theologische overtuigingen, tradities en leiderschap.
Bij de oprichting van de moderne Vrijmetselarij in Londen in 1717, was John Desaguliers, een predikant van de anglicaanse Church of England, een van de drijvende krachten. James Anderson, die de eerste Constituties opstelde van de Grand Lodge, was dominee van de presbyteriaanse Church of Scotland. Vóór de oprichting van de Grand Lodge waren koningen uit het eerder katholieke huis van Stuart beschermheren van Loges, die jacobie-ten (aanhangers van de James of Jacobus-koningen, politiek vaak Torries) in hun rangen telden. Met de komst van het huis van Hannover (Georges I en II e.v.) waren er in de Grand Lodge meer politieke Whigs die tevens protestant waren), terwijl de naar Frankrijk gevluchte Jacobijnen daar hun Loges oprichtten.
Het staat buiten kijf dat na de oprichting van de moderne Vrijmetselarij in 1717 op de Britse eilanden een overweldigend aantal vrijmetselaars protestanten waren. In de Angelsaksische landen werd de noodzaak van tolerantie en gewetensvrijheid vanuit de Verlichting benadrukt en ook werd er een meer moralistisch-rationalistische benadering van protestantse geloofsovertuigingen en praktijken ontwikkeld, die geenszins als contradictorisch aan de maçonnieke principes en cultuur werden beschouwd, wel integendeel. Protestantisme en Vrijmetselarij waren er in de 18de eeuw nauw verbonden, zij het met een verschillende methodiek in een verschillende context.
Het is voornamelijk buiten de Britse eilanden dat reeds in de 18de eeuw sommige protestantse Kerken het lidmaatschap van een Loge onverenigbaar achtten met het behoren tot hun kerkgemeenschap. En later, samen met de verspreiding van het protestantisme buiten Europa (VS, Australië) en het verder prolifereren van meerdere stromingen, ontwikkelden de anti-maçonnieke standpunten verder, maar niet op een algemene wijze.
De standpunten van de Anglikaanse Church of England en de presbyteriaanse Church of Scotland worden apart behandeld.
In België werd de Verenigde Protestantse Kerk in België (VPKB) opgericht op 4 november 1978 te Brussel. Er werd toen een Geloofsverklaring en een Verklaring van Eenheid ondertekend door de volgende drie kerkgenootschappen:
- Protestantse Kerk van België
- Hervormde Kerk van België
- Gereformeerde Kerken in België.
Er zijn ons geen verklaringen m.b.t. de Vrijmetselarij bekend vanuit het VPKB, die zich inzet voor broederlijkheid, menselijke vervolmaking en de vooruitgang van de mensheid. Het is bij ons dan ook niet ongebruikelijk dat her en der individuen zowel lid zijn van een religieuze gemeenschap binnen de VPKB als van een vrijmetselaarsloge, inzonderheid binnen de RGLB. Een voorbeeld hiervan is Prof Dr Johan Temmerman, decaan van de Faculteit voor Protestantse Theologie en Religiestudies in Brussel, die openlijk spreekt over zijn lidmaatschap van de vrijmetselarij (RGLB). Ook Br Guy Liagre, voormalig Voorzitter van het VPKB en auteur van publicaties over o.m. de geschiedenis van de VM, Protestantisme en VM, rituelen binnen Grootoosten van Nederland, alsook in tijdschrift Toth en jaarboeken Acta Macionica, is via zijn publicaties en voordrachten, o.m. op publiek Congres RGLB n.a.v. 30-jarig bestaan, openlijk bekend als Broeder van de RGLB (is, voor zover ons bekend, thans predikant in Zwitserland en lid van Zwitserse Grootloge Alpina).
Church of England synode 1987
Church of England
Bij de oprichting van de moderne Vrijmetselarij in Londen in 1717, was John Desaguliers, een predikant van de anglicaanse Church of England een van de drij-vende krachten. James Anderson, die de eerste Constituties opstelde van de Grand Lodge, was dominee van de presbyteriaanse Church of Scotland.
Vóór de oprichting van de Grand Lodge waren koningen uit het eerder katholieke huis van Stuart beschermheren van Loges, die jacobieten (aanhangers van de James of Jacobus-koningen, politiek vaak Torries) in hun rangen telden. Met de komst van het huis van Hannover (Georges I en II e.v.) waren er in de Grand Lodge meer politieke Whigs die tevens protestant waren), terwijl de naar Frankrijk gevluchte Jacobijnen daar hun Loges oprichtten.
Het staat buiten kijf dat na de oprichting van de moderne Vrijmetselarij in 1717 op de Britse eilanden een overweldigend aantal vrijmetselaars protestanten waren. In de Angelsaksische landen werd, na de aanvankelijke zelfs gewelddadige tegenstellingen tussen anglicanen en rooms-katholieken, de noodzaak van religieuze tolerantie en gewetensvrijheid vanuit de Verlichting benadrukt (na de Glorious Revolution, de machtsovername door de Nederlandse stadhouder Willem III van Oranje-Nassau en zijn echtgenote Maria Stuart als koning en koningin van Engeland, Schotland en Ierland in 1688-1689, werd een religieuze tolerantie ingevoerd) en ook werd er een meer moralistisch-rationalistische benadering van protestantse geloofsovertuigingen en praktijken ontwikkeld, die geenszins als contradictorisch aan de maçonnieke principes en cultuur werden beschouwd, wel integendeel. Protestantisme en Vrijmetselarij waren er in de 18de eeuw nauw verbonden, zij het met een verschillende methodiek in een verschillende context.
Het is voornamelijk buiten de Britse eilanden dat reeds in de 18de eeuw sommige protestantse Kerken het lidmaatschap van een Loge onverenigbaar achtten met het behoren tot hun kerkgemeenschap. En later, samen met de verspreiding van het protestantisme buiten Europa (VS, Australië) en het verder prolifereren van meerdere stromingen, ontwikkelden de anti-maçonnieke standpunten verder, maar niet op een algemene wijze.
De Britse en Schotse Vrijmetselarij hebben nooit te maken gehad met repressie vanuit de overheden. Men heeft er geen de facto antiklerikale Vrijmetselarij gekend zoals o.m. op het continent in Frankrijk, Italië of België (waar deze als wieg van de liberale partij ook politiek anti-katholiek was).
Wat het Verenigd Koninkrijk heden te dage betreft, hebben de anglicaanse Church of England en de presbyteriaanse Church of Scotland, die beide als protestants beschouwd worden, officieel eveneens gewijzigde standpunten ingenomen, waarmee in de praktijk niet altijd rekening mee wordt gehouden door Broeders die eventueel pratikerend zijn in deze kerken.
Hoewel er al zeer lang anglicaanse vrijmetselaars zijn geweest, hebben sommige anglicaanse bisschoppen en priesters om theologische redenen een negatief oordeel over de vrijmetselarij uitgesproken. In juli 1987 keurde de Generale Synode een rapport goed waarin de verenigbaarheid van de vrijmetselarij en het christendom werd onderzocht. Het rapport stelde: “De reflecties van de werkgroep zelf brengen binnen de Anglicaanse Kerk begrij-pelijke meningsverschillen aan het licht tussen degenen die vrijmetselaars zijn en degenen die dat niet zijn. Terwijl eerstgenoemden het er volledig mee eens zijn dat het rapport aantoont dat er duidelijke moeilijkheden zijn waarmee christenen die vrijmetselaars zijn, te maken krijgen, zijn de laatstgenoemden van mening dat het rapport wijst op een aantal zeer fundamentele redenen om de verenigbaarheid van de vrijmetselarij en het christendom in twij-fel te trekken.” Dit laatste standpunt haalde uiteindelijk een meerderheid.
Het rapport legde evenwel geen canonieke sancties op aan gelovigen die toch vrijmetselaar bleven of werden. Indien ze belangrijke kerkelijke ambten bekleedden, werden zij hier wel uit ontzet.
Talrijke prominenten van de Anglicaanse Kerk legden nadien verklaringen af waarin zij hun respect uitdrukten voor de reguliere Vrijmetselarij.
In april 2003 publiceerde The Telegraph o.m. volgend artikel:
The Archbishop of Canterbury, Dr Rowan Williams, has been forced to apologise to Britain’s 330,000 Freemasons after he said that their beliefs were incompatible with Christianity and that he had rejected them from senior posts in his diocese……In his letter of apology, Dr Williams tries to distance himself from his own reported comments. He claims that his views were never meant to be public and were distorted by the media. He wrote: “I have been sorry to learn of the distress of a considerable number of Freemasons . . . In replying to private correspondence, I had no intention of starting a public debate nor of questioning the good faith and generosity of individual Freemasons and I regret the tone and content of the media coverage.” He added: “The quoted statements about the ‘satanic’ character of the Masonic ceremonies and other matters did not come from me and do not represent my judgment. Since my late father was a member of the Craft for many years, I have had every opportunity of observing the probity of individual members’ Williams does not, in his letter, deny that he has misgivings about the role of Freemasons within the Church. He wrote: “Where anxieties exist, however, they are in relation not to Freemasonry but to Christian ministers subscribing to what could be and often is understood [or misunderstood] as a private system of profession and initiation, involving the taking of oaths of loyalty. “Hij eindigt zijn brief met de verklaring dat de bijdrage van de vrijmetselarij aan caitatieve acties niet kan onderschat worden.
De aartsbisschop van York, de Most Rt. John Habgood, omschreef de Engelse vrijmetselarij als een “redelijk onschuldige excentriciteit”. De bisschop van Manchester, de Rt. Eerwaarde Stanley Booth-Clibborn (de kleinzoon van de oprichter van het Leger des Heils William Booth) verklaarde: “Het belangrijke punt zou moeten zijn dat er geen onnodige druk mag worden uitgeoefend op christenen die vrijmetselaars zijn, en dat er geen heksenjacht mag plaatsvinden.”
Na zijn benoeming tot bisschop van Ebbsfleet in 2011, nam de Rt. Jonathan Baker ontslag uit de loge in Oxford. In een verklaring op de Ebbsfleet-website zei bisschop Baker dat hij zich vóór zijn wijding als student in Oxford had aangesloten bij de vrijmetselarij. “Door de jaren heen heb ik ervaren dat het een organisatie is die zich op bewonderenswaardige wijze inzet voor het gemeenschapsleven en betrokkenheid, met een ongeëvenaarde staat van dienst op het gebied van liefdadigheidsgiften, vooral op bijvoorbeeld ouderwetse gebieden van medisch onderzoek.”, aldus betrokkene.
Hij voegde eraan toe: “Als ik ooit iets in de vrijmetselarij was tegengekomen dat onverenigbaar was met mijn christelijk geloof, zou ik natuurlijk onmiddellijk ontslag hebben genomen. Integendeel, de vrijmetselarij is een seculiere organisatie, die het geloof volledig ondersteunt, en geen alternatief of vervanging ervan is. Wat de Kerk van Engeland betreft, is haar steun voor de vrijmetselarij goed gedocumenteerd.”
Maar: “Ik ben tot de conclusie gekomen dat ik, vanwege het bijzondere charisma van het bisschoppelijk ambt en de last die dat ambt met zich meebrengt, mijn lidmaatschap van de vrijmetselarij opzeg.”
Een aantal openbare kathedraaldiensten tijdens de ambtsperiode van aartsbisschop Welby hebben de kwestie heropend. Op 21 september 2013 vierde de kathedraal van Canterbury de 200ste verjaardag van de Royal Arch Masonry met een speciale dienst onder leiding van de aartsdiaken van Canterbury, de Ven. Sheila Watson.
‘Freemasonry Today ‘ (UGLE) meldde dat aartsdiaken Watson de “lange verbinding tussen de kathedraal en de vrijmetselaars” benadrukte en “hulde bracht aan de vrijmetselaarsprincipes van eenheid, kameraadschap en dienstbaarheid aan de gemeenschap, en sprak over ‘dienstbaarheid buiten onszelf’, een deugd die door de Kerk wordt omarmd en Vrijmetselarij.”
In 2012 was de decaan van St. Albans, zeer eerwaarde Jeffrey John, gastheer voor 800 vrijmetselaars uit Hertfordshire en leden van de Rose Croix en Societas Rosicruciana die een dankdienst vierden en de herinwijding van een preekstoel, een geschenk van Engelse vrijmetselaars in 1883.
Bij de St. Albans-dienst verwezen Provinciaal Grootmeester van de UGLE, Colin Harris, en dr. John beiden naar de relatie tussen de abdij en de Hertfordshire Provincial Grand Stewards’ Lodge, nr. 8984, meldde ‘Freemasonry Today’, waarbij ze opmerkten dat de loge “regelmatig assisteert bij grote abdijevenementen. ”
In 2017 werd het 300-jarig bestaan van de reguliere vrijmetselarij door alle reguliere obediënties gevierd. Sommige van deze vieringen hadden plaats in anglicaanse kerken, waarna vragen hierover werden gesteld op de algemene jaarlijkse bisschoppensynode. Men bevestigde dat dit eigenlijk in strijd was met de in 1987 vastgestelde onverenigbaarheid, maar daar bleef het bij. Er werden nergens sancties opgelegd.
Sommigen opperden dat het document van de Generale Synode over de Vrijmetselarij uit 1987 achterhaald was, gezien het groeiende publieke profiel van de vrijmetselaars in de Engelse kathedralen.
Het is duidelijk dat het standpunt van 1987 nog altijd beiderzijds controverse oproept en vele anglicanen niet tegenhoudt om maçon te blijven of te worden. Meerdere maçons verlieten de kerk, voor zover ze nog praktikerend waren. Sommigen kozen dan wel voor de Anglicaanse kerk en traden uit de UGLE.
Church of Scotland
De Church op Scotland verbiedt niet om vrijmetselaar te worden, maar in 1989 zei de algemene bisschoppenvergadering dat er “zeer reële theologische problemen” waren met het feit dat leden van de Kerk van Schotland vrijmetselaars waren. In de praktijk had dit eveeens slechts een beprkte invloed op het lidmaatschap van de Grand Lodge of Scotland.
Ondanks de aangehaalde theologische bezwaren voor de onverenigbaarheid, heeft dit op de Britse eilanden niet, in tegenstelling met de rooms-katholieke kerk, aanleiding geven tot maatregelen vanuit deze kerken, en blijkt uit vele verklaringen een zeker respect voor de reguliere Vrijmetselarij.
Volledigheidshalve dient vermeld dat de protestantse Methodist Church of Britain (opgericht in de 18de eeuw) strikter is en vrijmetselaars wél uit de Kerk zet.
Vrijmetselarij en politiek 'far-right' in Europa
Op de websites van de PVV (NL), AfD (D), FPÖ (O), RN (F), UKIP (VK), Lega (I), Fratelli d’Italia (I), Forza Italia (I), Movimento Cinque Stelle (I), Vox (Esp) is nergens een officieel partijstandpunt of uitspraak te vinden in dit verband.
Als men de vraag stelt via AI krijgt men wel vaak als antwoord dat men contra de VM is, maar een degelijke onderbouwing ontbreekt, ook al is deze ‘artificieel intelligente’ conclusie plausibel, omdat men de VM in rechtse kringen doorgaans als ‘links’ beschouwt.
Op 16 december 2012 verklaarde Giorgia Meloni, terwijl ze een staande ovatie ontving: “We dromen ook van een Italië waarin de vrijmetselarij, die nu overal aanwezig is, ons gelijkheid schenkt, omdat we het niet langer kunnen verdragen gediscrimineerd te worden alleen al omdat we geen vrijmetselaars zijn » (https://www.youtube.com/watch?v=FkW7_q34W-8). Het neemt het oude populistische cliché over van een op het bedrijfsleven gerichte vrijmetselarij, die alomtegenwoordig is en de macht in beslag neemt ten koste van het volk. We bevinden ons hier aan de grens van de samenzwering die ook door extreemlinks wordt beoefend. Haar vijandigheid destijds – zij heeft zich al een tijdje niet meer over dit onder-werp uitgesproken – werd misschien ook beïnvloed door die van de Kerk volgens welke vrijmetselaars zich in een staat van ernstige zonde bevinden en de Heilige Communie niet kunnen ontvangen.
In Italië werd na de wetgevende verkiezingen van 2018 een nieuwe coalitie gevormd. Ze was samengesteld uit de populistische Movimento 5 Stelle en de rechtse Lega Nord (huidig Lega) . Beiden hebben toen voorgesteld dat niemand die een criminele veroordeling heeft opgelopen, of die wegens ernstige feiten het voorwerp is van een gerechtelijk onderzoek, of die lid is van de vrijmetselarij, deel kon uitmaken van de nieuwe regering. Het Grootoosten van Italië heeft hierop gereageerd door erop te wijzen dat deze maatregel ongrondwettig is.
Uit dit voorstel bleek wel een wantrouwen van de betrokken partijen tegenover de VM, weliswaar nadat de parlementaire anti-maffiacommissie kort voordien een rapport had goedgekeurd waarbij werd geconcludeerd dat verschillende Loges in Calabria en Sicilië Broeders binnen hun rangen telden die voorkwamen in dossiers van het nationaal anti-maffiaparket.
In de regeringsverklaring van de huidige coalitie Fratelli d’Italia, Lega en Forza Italia onder Giorgia Meloni heeft men geen enkele uitspraak gedaan m.b.t. VM. Elders hebben deze partijen wel blijk gegeven van kritische houding tegenover de vrijmetselarij. Deze partijen geloven dat de vrijmetselarij een geheime genootschap is dat invloed heeft op politieke besluitvorming en maatschappelijke ontwikkelingen. Ze van mening dat de vrijmetselarij ondoorzichtig en oncontroleerbaar is, en dat het belangrijk is om transparantie en openheid te bevorderen in alle aspecten van de samenleving. Deze partijen pleit voor meer onderzoek naar de rol van de vrijmetselarij en de mogelijke invloed ervan op de politiek.
Bij ons gaf het Vlaams Belang in 2006 blijk van wantrouwen tegenover de VM, n.a.v. een administratieve rechtsprocedure over de partijfinanciering. De advocaten van het VB wraakten de Franstalige Staatsraden en eisten een onderzoek naar hun lidmaatschap van het Grootoosten van België: ‘ Het is immers zo dat deze loge openlijk verklaart dat zij van het bestrijden van het Vlaams Belang een hoofddoelstelling maakt. Bovendien verwacht zij van haar leden dat zij deze strijd ook in het professionele leven voeren. Het is een publiek geheim dat heel wat magistraten tot deze loge behoren. Zij kunnen onmogelijk gezien worden als onbevooroordeelde rechters.’, aldus de advocaten in de media.
Opvalt dat het Vlaams Belang er de nadruk op vestigde dat het geen enkel probleem had met de werking van de ‘reguliere’ loges of met de vrijheid van vereniging. Maar de praktijk waarbij de ‘irreguliere’ loges in België politiek, media en gerecht trachten te beïnvloeden kon niet langer genegeerd worden, dixit het VB.
Bestaat er een maçonniek “cordon sanitaire” tegenover de far-rightpartijen?
Omdat de VM een apolitieke organisatie die zich niet bezighoudt met politiek of politieke partijen, heeft ze in principe geen officieel standpunt over deze politieke stromingen. De organisatie is open voor mannen en vrouwen van alle rassen, religies en politieke overtuigingen die zich willen inzetten voor humanitaire doelen en persoonlijke ontwikkeling.
Het is echter impliciet plausibel te stellen dat niet alle standpunten van de far-rightpartijen hiermede compatibel zij en dat de VM zich hiertegenover kritisch opstelt.
Men vindt dan ook sporadisch uitspraken in maçonnieke kringen contra de door deze partij-en ingenomen standpunten. Meestal zijn ze opgenomen in een interview en worden deze in de statuten van de maçonnieke obediënties niet expliciet herhaald.
Zo meldde l’Express in 2014 dat het Grand Orient de France intern opriep om bij de gemeenteraadsverkiezingen niet te stemmen op kandidaten van het Front National. In 2015 stelde de Grootmeester in een interview in ‘Journal du dimanche’ dat het FN de Franse Republiek in gevaar bracht.
In België deed Grootmeester Jackie Goris (GOB) in 2005 in De Morgen uitspraken over het Vlaams Belang. Aan de krant De Morgen zei hij: “Maar het Grootoosten van België heeft de strijd tegen het Vlaams Blok als één van zijn voornaamste doelstellingen gesteld. Iedere broeder moet het als zijn taak zien om daartegen te vechten in zijn eigen sociale of professionele situatie.”
Dezelfde stelling had hij eerder al duidelijk vertolkt in het weekblad Knack van 26 mei 2004:
“Vraagt u op welke partij de kandidaat (logebroeder, noot) stemt?
GORIS: nee.
Maar als de kandidaat zegt dat hij voor het Vlaams Blok stemt…
GORIS:… dan nemen wij meteen afscheid. Het maatschappelijk concept van het Vlaams Blok is zo tegenstrijdig aan de principes waar wij voor staan, dat die partij te allen prijze bekampt moet worden.”
De reguliere obediënties formuleren conform hun Constituties geen standpunt over politieke aangelegenheden en spreken zich dus niet uit over een eventuele onverenigbaarheid vanuit hun obediëntie.
Neonazi-groeperingen
Naast de politieke partijen bestaan er extreem-rechtse groeperingen. Ze gebruiken vaak sociale media met gesloten groepen, via dewelke ze intern communiceren. Het is daarom als externe burger niet mogelijk na te gaan of ze anti-maçonnieke posts bevatten, maar het is aanneembaar dat dit wél het geval is.
Volgens de krant Le Soir van 23/09/2021 werden in het departement Bas Rhin (F) vijf leden aangehouden van een neonazistische groepering “Honneur et Nation” wegens “association de malfaiteurs criminelle et terroriste”. Ze zouden een aanslag beraamd hebben op een loge. Ze hadden linken met de beruchte complotdenker, antivaxer en Qanon-aanhanger Rémy Daillet-Wiedemann. Rémy Dailliet ijvert voor een totaal verbod op de vrijmetselarij. De groepering “Honneur et Nation” bestond voornamelijk uit mensen die actief waren in allerlei skinhead-organisaties.
In de lente 2024 werd een logegebouw in Madrid beklad met nazistische tags.
Nazististische anti-maçonnieke en anti-semitische tags aan ingang logegebouw in Madrid 2024