Symboliek

Voor Vrijmetselaren is hun symboliek een taal die zij verstaan, waar ter wereld zij elkaar ook ontmoeten. Waar het gesproken of geschreven woord misverstanden kunnen veroorzaken, schept die gemeenschappelijke symbolentaal eenheid tussen mannen met totaal verschillende maatschappelijke achtergronden, opvattingen en karakters.

In de Vrijmetselarij neemt de bouwsymboliek, erfenis van de ambachtelijke loges uit de middeleeuwen, een zeer belangrijke plaats in. De Vrijmetselaar ziet wereld en leven als een te voltooien bouwwerk. Hij bouwt aan de tempel der mensheid, aan een betere wereld, waarbij hij zichzelf ziet een bouwsteen. Een geliefde uitdrukking is dat de mens een ruwe steen is, die moet worden bekapt en gepolijst tot een zuiver kubieke steen, zodat die gave steen kan worden ingepast in het bouwwerk van levende stenen.

Passer en winkelhaak vormen internationaal hét herkenningsteken van de Vrijmetselarij. De passer wordt verbonden met de gedachte aan maatgeven, scheppen, afpassen. Hij is ook het symbool van de uitstralende Liefde uit het Oosten, het symbool van de Opperbouwmeester die alles ordende naar maat, getal en gewicht. De winkelhaak met zijn rechte hoek symboliseert de mens die het Licht ontvangt, de mens die zich in de ‘rechte verhouding’ weet te plaatsen tot de Opperbouwmeester en tot zijn medemens. En zo hebben alle gereedschappen (hamer, beitel, waterpas, schietlood) hun eigen symbolische functie en betekenis.

De lichtsymboliek speelt eveneens een belangrijke rol. Bijbel, passer en winkelhaak worden de drie Grote Lichten van de vrijmetselarij genoemd. Door de eeuwen heen worden mensen die zich met geestelijke verdieping bezighouden, geboeid en geïnspireerd door de tegenstelling tussen licht en duisternis, waarin zij de strijd tussen goed en kwaad verzinnebeeld zien. De middeleeuwse kathedralen worden wel omschreven als een gebed in licht en steen. Bij rituele werkzaamheden ligt in de Werkplaats de Bijbel (het Eerste Grote Licht) opengeslagen bij het Evangelie volgens Johannes, waarin nadrukkelijk wordt verwezen naar de betekenis van het Licht dat in de duisternis schijnt. Bij de inwijding van een niet-christelijke kandidaat wordt overigens het ‘boek der heilige wet’ gebruikt dat door de betrokkene wordt erkend, bijvoorbeeld de Koran, de Torah of de Bhagavad Gita. Er is dus altijd een heilig boek geopend als symbool van hogere normen en waarden.