FAQ

Het lidmaatschap staat in principe open voor iedere “vrij man van goede naam”,  op zoek naar uitmuntendheid, ongeacht zijn seksuele geaardheid, ras, nationaliteit of religieuze overtuiging. Men wordt in de praktijk meestal gevraagd om lid te worden. Het initiatief kan echter eveneens van de geïnteresseerde zelf uit gaan.  Daartoe kan men zich richten tot de Reguliere Grootloge van België, Koningsstraat 265, 1030 Brussel,  die de kandidatuur zal doorsturen aan een Loge uit uw streek. In eerste instantie zal een kandidaat een aantal inlichtingen over zichzelf moeten verstrekken en over zijn motivering en verwachtingen. In een later stadium zal men bezocht worden voor een meer grondige informatieuitwisseling. Hiervan wordt verslag uitgebracht aan de Loge, waarna er gestemd wordt. Men moet 9/10-de van de stemmen halen. Het Lid worden  kan dus een lang traject zijn, waarbij men louter nieuwsgierigen wil ontmoedigen.

Per jaar worden bij Athanor  doorgaans maximaal 2 nieuwe leden geïnitieerd. Er wordt voorrang gegeven aan kandidaten die door Leden worden aangebracht  Daardoor kan er zelfs voor deze kandidaten een lange wachttijd zijn (soms tot 2 jaar), en voor externe, niet door Leden voogedragen kandidaten, is de wachttijd meestal nog langer.  In principe wordt men daarvan ingelicht en kan men beslissen of men wenst te wachten dan wel bij een ander Loge wenst aan te kloppen. 

Anders dan wel eens gedacht wordt is een Loge geen elitaire mannenclub. De leden komen uit alle geledingen van de maatschappij en er is geen relatie met de maatschappelijke of intellectuele status. Wel wordt verwacht dat men in zijn leven een zekere stabiliteit kent. Omdat het een mannengenootschap is heerst er naast de spirituele en maatschappelijke oriëntering ook een sfeer zoals die bijvoorbeeld bij sommige serviceclubs kan worden aangetroffen. Deze laatste organisaties vervullen echter een belangrijke functie in het versterken van de eigen maatschappelijke positie. Het gedachtegoed van de Vrijmetselarij kan deels goed met dat van het humanisme vergeleken worden. Maar bij deze stroming ontbreekt het kenmerkende van de methode van de Vrijmetselarij en de spirituele aandacht. Diegenen die geen enkele binding met symbolen ervaren, zullen er minder hun voordeel mee kunnen doen. Zin voor hiërarchie en aanvaarden van traditie zijn belangrijk, en de aanvaarding van een Hoger Principe (God genoemd, of de Opperbouwmeester van het Heelal) is een conditio sine qua non. De invulling hiervan mag theïstisch zijn, maar niet noodzakelijk; een deïstische benadering van het godsbegrip volstaat en vormt trouwens de meerderheid.  Een atheïst kan de aanvaarding van dit Hoger Principe niet consequent aanvaarden en lijkt zich dus beter te richten tot een andere maçonnieke obediëntie. Anderzijds had wijlen Prof.Dr. Apostel het over een atheïstische spiritualtiteit en stelde Jimmy Koppen de paradox vast dat meerdere reguliere vrijmetselaarsloges meerdere vrijzinnigen, agnosten en atheïsten in hun gelederen tellen, maar dus ook praktiserende gelovigen.

Tot slot mag men helemaal niet als doel hebben er profijt uit te halen op het vlak van de persoonlijke carrière, van professionele netwerking, van lobbying, van commerciële belangen, van cliëntelisme. Evenmin mag men verwachten dat men het in de reguliere Loges zal hebben over maatschappelijk/politieke en godsdienstige thema’s. Wie dit verwacht zal vlug een ontgoocheling kennen en afhaken. Uit loutere nieuwsgierigheid lid willen worden is eveneens tijdverlies voor de Loge en voor de betrokkene.

Door de Loge Athanor wordt enkel gerekruteerd via de voordracht door een vrijmetselaar die de betrokkene kent en waardeert als een goed, eerlijk en betrouwbaar man, die geschikt wordt geacht voor het lidmaatschap en ontvankelijk voor het specifieke werk en de sfeer die in de Loge heerst. Een contactname via mail of brief is niet mogelijk, om louter nieuwsgierigen te vermijden.

Tot welke verplichtingen verbindt de geïnitieerde zich? Het lidmaatschap van een Loge onderstelt een financiële inspanning. Het geïnde bedrag wordt hoofdza­kelijk besteed aan materiële uitgaven van de Loge: voor lokalen en andere kosten betreffende de beoefening van de vrijmetselarij. Deze bijdrage is al bij al niet hoog en verschilt van Loge tot Loge. Daarbij sleept de maçonnieke praktijk ook kosten mee inzake maaltijden, die elke Loge voor haar leden inricht. De dresscode vereist dat men een smoking koopt en bepaalde regalia, die aangekocht moeten worden. Het lidmaatschap is hoe dan ook geen voorrecht voor bemiddelde burgers. Een gemiddeld inkomen volstaat om deze lasten te dragen.

Van de leden van de Loge wordt in geheel andere opzichten daarentegen een belangrijke inspanning verwacht. De vrijmetselarij is niet zomaar een vrijblijvende vereniging. Zij vergt een actieve aanwezigheid. Wie wil deelnemen aan het leven van zijn Loge, moet de vergaderingen trouw bijwonen, tijdrovende functies aanvaarden en door zijn persoonlijke inzet bijdragen tot de bloei van de Loge.

Deze verplichtingen mogen het familiale of het professioneel leven niet schaden. De vrijmetselarij vergt wel dat men er tijd aan besteedt : zowat  twintig zittingen per jaar en daarbij komen nog een aantal andere vergaderingen (seminaries, instructies, administratieve bijeenkomsten..). Dikwijls onder­vindt men dat slechts degenen die geen tijd willen nemen, geen tijd hebben. De ervaring heeft geleerd dat precies de drukst bezette mannen meestal de nodige tijd vinden voor datgene wat hen ter harte gaat.

Hoe verloopt het wanneer een geïnitieerde de vrijmetselarij wenst te verlaten? Het volstaat dat hij zijn beslissing bekend­maakt en zijn Loge kan hem «in slaap stellen», dit betekent dat hij geschrapt wordt van de ledenlijst. Volgens sommige beweringen zou men de Orde niet kunnen verlaten zonder het gevaar te lopen een vreselijke straf te ondergaan. Hiervan is natuurlijk geen sprake. Welke genootschap zou overigens zo dwaas zijn om mensen tegen hun geweten te dwingen lid te blijven van een Orde tot dewelke zij niet met volle overtuiging zouden behoren?

Eertijds kenden de ambachtelijke loges alleen mannelijke arbeiders. De symbolische loges hebben die lijn doorgetrokken en vormen traditioneel en principieel een mannengemeenschap waarvan vrouwen geen lid kunnen zijn. Dat mag niet als discriminerend ten opzichte van de vrouw worden beschouwd. Voor de Vrijmetselaar blijft zij een ereplaats behouden. Zo wordt van een kandidaat-lid verwacht dat zijn partner vooraf met zijn toetreding instemt.

Bij diverse gelegenheden worden de vrouwelijke of mannelijke partners van de leden bij het Logeleven betrokken. In hoeverre zij in de ontwikkeling als Vrijmetselaar kunnen en willen delen, zal geheel van henzelf afhangen.

Het feit dat de reguliere Vrijmetselarij alleen voor mannen open staat is zowel haar kracht als haar zwakte. Het zou de indruk kunnen wekken dat het belang van vrouwen in de zoektocht naar de essentiële waarden van het bestaan ondergeschikt of van minder waarde zou zijn. Uiteraard is dit niet de reden. Het vrouwelijk aspect is zelfs van essentieel belang. Dit aspect is echter niet alleen aan de vrouw voorbehouden. De reden is deels historisch, maar in feite van heel praktische aard. Het is van belang dat een Vrijmetselaar zich kwetsbaar op durft te stellen en geen behoefte heeft om zich een houding te geven. Dat gaat voor veel mannen in een mannengemeenschap met een hoge mate van geborgenheid gemakkelijker dan in een gemengd gezelschap. Voor deelname aan de Vrijmetselarij is toestemming van de partner overigens een voorwaarde.

Overigens bestaan er ook een Vrouwengrootloge en een gemengde Orde van Vrijmetselaren “Le Droit Humain”. Veel vrouwelijke partners van reguliere Broeders zijn aangesloten bij deze obediënties.

De Vrijmetselarij is een besloten genootschap met een beperkt aantal geheimen. Zo worden de teksten van rituelen alleen aan leden bekend gemaakt. Het effect van een inwijding zou vrijwel geheel weggenomen zijn als de kandidaat al precies wist wat er te gebeuren staat.

Ook is men discreet over het lidmaatschap. In het verleden zijn Vrijmetselaren vaak vervolgd (in ons land bv. tijdens de Duitse bezetting) en zijn samenkomsten verboden. De nadruk op de eigen verantwoordelijkheid en keuzevrijheid staat soms op gespannen voet met een regime (of dat nu wereldlijk ofwel kerkelijk is), dat geen ruimte biedt aan persoonlijke interpretatie en handeling. Iets dat verboden wordt krijgt al vaak iets geheimzinnigs.

Mogelijk hangt er ook een waas van geheimzinnigheid om de Vrijmetselarij door het gebruik van symbolen (dat mogelijk een associatie met magie oproept) en de gebruikmaking van gedachtegoed uit het oude China, India en Egypte en meer recent het door de Kerk sterk vervolgde Gnosticisme dat in de eerste eeuwen van onze jaartelling een belangrijk stempel op het Christendom had gedrukt. Met dit gedachtegoed wordt de zoekende mens binnen de Vrijmetselarij op subtiele wijze geconfronteerd en voor velen is dat een wat minder bekend terrein en alleen al daardoor geheimzinnig.

Degenen die verwachten in een Loge een leerschool in de mystiek te doorlopen, komen bedrogen uit. Bij een goed uitgevoerde plechtige bijeenkomst, waar iedereen passief dan wel actief aan deelneemt, kan het echter goed zijn dat de deelnemer een mystieke ervaring heeft. Maar deze is dan steeds van persoonlijke aard. De Vrijmetselarij is in zoverre als esoterisch te beschouwen, dat haar stelsel van gebruiken en symbolen met een specifieke inhoud aan lang bestaande ideeën gekoppeld worden en daardoor een geladenheid meekrijgen, die voor buitenstaanders moeilijk te doorgronden is. Dat eeuwenoude gedachtegoed wordt door training en inwijding toegankelijker; dat zou men esoterisch kunnen noemen.

Mysterieuze geheimen zal men dus in de vrijmetselarij niet vinden.

Bij diverse gelegenheden worden de vrouwelijke of mannelijke partners van de leden bij het Logeleven betrokken. In hoeverre zij in de ontwikkeling als Vrijmetselaar kunnen en willen delen, zal geheel van henzelf afhangen.

Het feit dat de reguliere Vrijmetselarij alleen voor mannen open staat is zowel haar kracht als haar zwakte. Het zou de indruk kunnen wekken dat het belang van vrouwen in de zoektocht naar de essentiële waarden van het bestaan ondergeschikt of van minder waarde zou zijn. Uiteraard is dit niet de reden. Het vrouwelijk aspect is zelfs van essentieel belang. Dit aspect is echter niet alleen aan de vrouw voorbehouden. De reden is deels historisch, maar in feite van heel praktische aard. Het is van belang dat een Vrijmetselaar zich kwetsbaar op durft te stellen en geen behoefte heeft om zich een houding te geven. Dat gaat voor veel mannen in een mannengemeenschap met een hoge mate van geborgenheid gemakkelijker dan in een gemengd gezelschap. Voor deelname aan de Vrijmetselarij is toestemming van de partner overigens een voorwaarde.

Overigens bestaan er ook een Vrouwengrootloge en een gemengde Orde van Vrijmetselaren “Le Droit Humain”. Veel vrouwelijke partners van reguliere Broeders zijn aangesloten bij deze obediënties.

Men dient een jaarlijks lidgeld te betalen. Een vast deel van de jaarlijkse contributie wordt door de Loge aan de centrale organisatie afgedragen. Daarnaast dient zij voor het dekken van de verenigingskosten, waaronder het huren van de ruimten, waar gewoonlijk wekelijks bijeengekomen wordt en de aanschaf van bepaalde attributen.  Bij de Loge Athanor bedraagt de jaarcontributie 285,00 EUR. De deelname aan de Broedermalen kost  30,00 EUR. En per zitting wordt ook een kleine bijdrage gevraagd voor filantropische doelen. Kortom bedragen de jaarlijkse kosten ongeveer 1000,00 EUR..

Het zoeken naar antwoorden op existentiële vragen vergt tijd. De Vrijmetselarij kan in deze zoektocht een belangrijke en voor sommigen een essentiële bijdrage leveren. Dat vergt betrokkenheid, regelmatige deelname aan de bijeenkomsten en dus tijd. Gewoonlijk komen Vrijmetselaren tweewekelijks bijeen. Voor de Loge Athanor is dit op maandagavond, om 19:30 u. Een zitting in de Tempel duurt anderhalf uur en daarna is er nog het broedermaal. Soms komt daar dan nog wel een avond per maand bij, nl. om een bezoek te brengen aan een andere reguliere Loge.  Deze intensiteit past ook bij het karakter van de werkzaamheden. Lidmaatschap aan de Vrijmetselarij is dan ook niet vergelijkbaar met die aan andere verenigingen. Ook kan men gevraagd worden om functies op te nemen, zoals het voorzitterschap, het secretariaat, het beheer van de financiën, het verzorgen van de muzikale ondersteuning, het zorgen voor de broedermalen, enz…  Deze functies kunnen behoorlijk wat tijd in beslag nemen en vragen dan ook een sterk verantwoordelijkheidsgevoel en betrokkenheid.

 Ik heb een geheim, wil je weten wat het is ? 
Je mag 3 maal raden … mis…mis …mis. 
Het geheim zit in een doosje 
maar dat zit dicht, 
Je raadt het altijd mis 
en ik weet zelf niet wat het is “. 

Br Dirk G

Een van de gangbare denkbeelden over de Vrijmetselarij – dat zonder onderscheid van obedientie – is, dat zij een geheim genootschap is. Hieraan hecht men verscheidene betekenissen. De meest verspreide is deze van een occulte en geheimzinnige organisatie die er naar streeft een geheime invloed uit te oefenen op de politieke gebeurtenissen, op de maatschappij, op het burgerlijk gezag. Aldus kent men ten onrechte aan de Vrijmet­selaren van de XVIII-e eeuw het vaderschap van de Franse Revolutie toe en schrijft men een aantal betreurenswaardige gebeurtenissen aan de verborgen actie van de vrijmetselaren toe. Sommigen hebben haar in hun rijke verbeelding een rol toebe­deeld, die anderen aan de Joden of de Jezuïeten voorbehouden hebben: een opvatting die eigen is aan het Europese vasteland en veel vrijmetselaren tot vijanden heeft gemaakt, ja zelfs tot bloedige vervolgingen aanleiding heeft gegeven. Steeds in verband met het maçonniek geheim beweren anderen dat Loges nesten zijn van samenzweerders, een politieke maffia, waar politiek gekonkel en commercieel geknoei schering en inslag zijn. Ten slotte werden de Loges vaak in verband gebracht met zedeloos­heid en maatschappelijke subversie.

De waarheid is veel eenvoudiger. Zij zal wellicht degenen ontgoochelen, die zich aangetrokken voelen door vergezochte of duivelse avonturen en verdachte geheimdoenerij. De reguliere vrijmetselarij heeft slechts één enkel geheim: een initiatiek geheim, wat betekent dat men niet onder woorden kan brengen hoe men door de rituele Tempelarbeid aangesproken wordt: het is iets dat men moet ervaren, op voorwaarde dat men er open voor staat.

De maçonnieke Constitutie van de reguliere vrijmetse­laren verplicht hen tot een oprechte trouw aan hun land en aan het wettelijk gezag. De reguliere vrijmetselarij onthoudt zich bovendien van elke inmenging in hedendaagse problemen en geschillen. Zij neemt geen stelling ten aanzien van «profane» aangelegenheden, welke zo ook mogen zijn. Zij denkt er dus niet aan in de politieke twisten tussenbeide tekomen, de sociale of morele waarden omver te werpen of degenen aan het bewind te brengen, die haar doeleinden zouden verwezenlijken. De regu­liere vrijmetselarij is er slechts om bezorgd zo goed mogelijk haar rol van inwijdingsgenootschap te spelen. Zij oefent alleen invloed uit op degenen, die zich door de initiatie, door het rituaal en de symboliek aangetrokken voelen tot de spirituele progressie die in de inwijding zelf vervat is.

De inwijdelingen wordt geen enkel «geheim» onthuld, geen enkel duister plan tot hervorming van de wereld, geen theolo­gisch onderricht, geen sleutel tot de mens of de wereld. De vrij­metselarij bezit een dergelijk geheim niet, zij zou het dus niet aan haar leden kunnen mededelen. Zij bezit nochtans haar Geheim, het geheim van de maçonnieke ervaring. Maar dit Geheim is onmededeelbaar, omdat het onuitspreekbaar is. Geen enkel boek, geen enkel rituaal, geen enkel getuigenis kan dit Geheim ontsluieren. Want de initiatieke boodschap wordt door elk van ons op verschillende wijze ontvangen en beleefd. Een eenvormige beschrijving van dit Geheim is dus volstrekt onmogelijk.

Een Franse tekst van 1750 zegt het : “ Le secret de la maçonnerie est inviolable par sa propre nature, puisque le maçon qui le sait ne le sait que pour l’avoir deviné. II ne l’a apprïs de personne. II l’a découvert a force d’aller en Loge, d’observer, de raisonner, de déduire. Lorsqu’ïl y est parvenu, il se garde bien de faire part de sa découverte a qui que ce soit, füt-ce son meilleur ami magon, puisqu’il n’a pas eu le talent de le pênétrer, il n’aura pas non plus celui d’en tirer parti en l’apprenant ora- lement. Ce secret sera donc toujours un secret. *

Ieder vrijmetselaar beleeft het maçonniek geheim in het geheim van het eigen wezen. Wilde hij dit Geheim verraden, hij zou het niet kunnen. Evenmin zou hij het eigen, intieme wezen, het mysterie van de persoonlijke eigenheid kunnen kenbaar maken. Tenslotte ook baadt het maçonnieke leven in een bijzonder klimaat: de maçonnieke broederlijkheid schept een morele gevoelswereld, die uiteraard de profaan vreemd blijft. De vrij­metselaren van de XVIIIe eeuw wisten het, die zongen :

“ Pour le public un Franc-Maçon

sera toujours un vrai problème

Qu’il ne pourra résoudre a fond

Qu’en devenant Maçon lui-même.»

De vrijmetselarij is dus geen geheim genootschap, maar een besloten gemeenschap, die niet voor iedereen toegankelijk is en waar discretie de regel is. Over zijn Loge zal elke vrijmetselaar inderdaad zeer discreet zijn. Dit is een maçonnieke plicht. Waarom ? Niet om enige samenzwering te verhullen, maar omdat de aard zelf van de maçonnieke activiteit buiten het openbaar domein valt: men loopt met zijn intiemste gevoelens en ervaringen niet te koop.

Daarbij komt, dat het in sommige landen, zoals België, mede door historische omstandigheden niet geraden is zijn lidmaat­schap van een vrijmetselaarsloge bekend te maken. Er heersen nog teveel vooroordelen – sporen van anti-maçonnieke campa­gnes – en teveel vrijmetselaren zijn als slachtoffers van dictato­riale regimes gevallen, opdat de openbaarheid zou hersteld worden, zoals zij in sommige andere landen steeds van toepassing geweest is.

Zoals we gezien hebben verbieden de reguliere maçonnieke obedienties dat standpunten ingenomen worden of interventies gedaan worden in politieke of confessionele conflicten en twisten. Daar zij duidelijk hun toewijding aan hun initiatieke taak wensen te onderstrepen weigeren zij zich eveneens uit te spreken over doelstellingen, eisen of protestacties, hoe achtenswaardig die ook mogen zijn. De gevaren die verbonden zijn aan een interventie van de vrijmetselarij in de conflicten van de «profane» wereld, zijn veelvoudig: vrijmetselaars onderling hebben meer dan waarschijnlijk verscheiden meningen over de maatschappelijke problemen die ons omringen. Reguliere vrijmetselaars zouden niet kunnen aanvaarden dat hun Grootloge op dat gebied, in hun naam of in naam van een meerderheid onder hen, stelling neemt. De reguliere vrijmetse­larij mijdt de conflicten van deze eeuw om geen twisten binnen de Loges uit te lokken. Zij geeft er zich maar al te goed rekens­chap van dat elke afwijking van deze gedragslijn heel ver zou kunnen leiden. Eén enkele stellingname, zelfs voor het meest eerbiedwaardige doel, zou een precedent scheppen dat onver­mijdelijk op nieuwe uitspraken zou uitlopen.

Door zich niet te mengen in de dingen waar ze geen uitstaans mee heeft, kan de reguliere vrijmetselarij afstand nemen van actie- drukkings- of informatie-groepen van om het even welke aard, evenals van politieke partijen, beroepsverenigingen, godsdiensten en van de standpunten die deze in het maatschappe­lijke leven innemen.

De vrijmetselarij verlangt niets van de macht tenzij de bescherming die aan alle burgers verleend wordt in een demo­cratisch regime: het recht van vereniging en vrijheid van geweten m.a.w. de basisvoorwaarden voor het bestaan van om het even welke maçonnieke organisatie.

Juist omdat de reguliere vrijmetselarij a-politiek is, spreekt het natuurlijk vanzelf dat, buiten de Loge, zij op dit terrein niets van haar leden verlangt: iedereen kan zich naar eigen goeddunken engageren voor zover aan twee voorwaarden voldaan wordt: in de eerste plaats dat men de wet naleeft  en in de tweede plaats dat men nooit publiek een standpunt als maçon inneemt. Men verlangt dus van ieder lid dat hij steeds een duidelijk onderscheid maakt tussen zijn maçonnieke activiteiten en zijn activiteiten in het openbare leven. In de Loge is hij een vrijmetselaar, ook niets meer, ook niets minder. In zijn partij, zijn vakvereniging, enz. mag hij zich niet kenbaar maken als vrijmetselaar en er nog veel minder voordeel uit trachten te halen. Het rituaal, de geest en het klimaat in een traditionele Loge zullen er verder wel geen twijfel over laten bestaan dat er een onoverbrugbare kloof is tussen de profane en de maçonnieke wereld. Dat betekent natuurlijk niet dat de pro­fane handelingen van de vrijmetselaar niet in zekere mate beïnvloed worden door zijn maçonnieke vorming.